Door Paul van der Velpen, oud-directeur van de GGD Amsterdam en auteur van het binnenkort verschijnende boek Meer gezonde jaren voor iedereen.  

Zo’n 25 jaar geleden kwam 1 op de 27 kinderen in aanmerking voor jeugdzorg. In 2023 was dat 1 op de 8 kinderen. Wat is er aan de hand? Wat kan eraan gedaan worden? Paul van der Velpen verkent deze complexe problematiek, en komt tot de conclusie dat (effectieve) opvoedondersteuning broodnodig is, maar nauwelijks wordt aangeboden. Hij schreef deze terugblik op verzoek van de redactie ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Nieuwsbrief Zorg en Innovatie. 

Invloed maatschappelijke omgeving op kinderen 

Criminelen werven steeds jongere jongens voor klusjes. Jongetjes van 12 en 14 jaar gooiden in opdracht van een Amsterdamse criminele twintiger tot twee keer toe zware vuurwerkbommen in een pand in de drukke binnenstad. Hun opdrachtgever had ze 1000 euro beloofd. De cosmetica-industrie verleidt 11-jarigen om anti-rimpel crème te kopen. Effect is dat niet alleen het geld wordt besteed aan volstrekt overbodige smeersels, maar ook kan het zelfbeeld van (veel?) jonge meiden een knauw krijgen. Leenbedrijven als Klarna richten zich op jongeren die nog geen bankrekening mogen openen zonder toestemming van hun ouders. Het verdienmodel van sociale mediabedrijven is gebaseerd op 7×24 uur vasthouden van de aandacht van jongeren. De tabaksindustrie kreeg de ruimte om de e-sigaret te ontwikkelen en daarmee de volgende generatie nicotine-verslaafden te creëren. De Gokwet is verruimd waardoor de drempel voor jongeren om te gokken is verlaagd. Alles bij elkaar een maatschappelijke voedingsbodem die wereldwijd leidt tot een alarmerende toename in mentale problemen van jongeren, aldus een internationaal onderzoek, mede veroorzaakt door o.a. intergenerationele ongelijkheid, klimaatveranderingen, sociale media en arbeidsonzekerheid. Ook over de fysieke gezondheid zijn er zorgen. Het percentage kinderen en jongeren dat kampt met (ernstig) overgewicht is in alle leeftijdsgroepen gestegen. Een individuele oorzaak van de problemen op gebied van mentale- en fysieke gezondheid van jongeren ligt niet voor de hand. Het is niet aannemelijk dat wereldwijd miljoenen kinderen de afgelopen 50 jaar zijn geboren met een afwijkend pakketje genen, waardoor hun weerbaarheid tegenover dergelijke prikkels drastisch is afgenomen.  

Kort door de bocht: er zijn eigenlijk maar heel weinig kindgebonden problemen, en ook als er sprake is van een aangeboren kwetsbaarheid dan nog is de omgeving doorslaggevend of zich een stoornis ontwikkelt. Allereerst biedt “de maatschappelijke omgeving” kansen om de (mentale) gezondheid te beschermen, zoals e-sigaretten verbieden, de sociale mediabedrijven ontmoedigen om sociale media verslaving aan te wakkeren, leenbedrijven aan banden leggen. 

Gezin en familie  

Hoe belangrijk dergelijke maatregelen ook zijn, hier wil ik stilstaan bij een andere omgeving, het gezin, de familie. Het gezin, de familie is de belangrijkste omgeving voor jongeren om ze te beschermen tegen of te leren omgaan met al deze prikkels. Hoe kunnen opvoeders worden ondersteund bij de opvoeding?  

Opvoeden is altijd een uitdaging geweest. Als opvoeder put je vooral uit het (eigen) verleden om kinderen voor te bereiden op een ongewisse toekomst. Maar op dit moment zijn er meer prikkels die op een kind worden afgevuurd dan twee generaties geleden, de tijd dat er één scherm was (de TV), met één zender. Kindermarketing voor ongezonde producten moest nog worden uitgevonden. Zijn de Nederlandse overheid en het maatschappelijk veld de afgelopen 25 jaar opvoeders, indien nodig, meer gaan ondersteunen? Opvoedingsondersteuning is een wettelijke taak van gemeenten, maar het is onduidelijk wat die taak inhoudt. Hoeveel de 342 gemeenten moeten aanbieden staat ook niet vast. 

Gezondheidsraad in 2018: laat elke gemeente twintig effectieve interventies aanbieden 

Daarom vroeg de regering advies aan de Gezondheidsraad. Dit adviesorgaan bracht in 2018 op verzoek van de regering een advies uit over opvoedingsondersteuning. Het advies is om in elke gemeente in elk geval circa twintig effectieve interventies aan te bieden om opvoeders te ondersteunen bij de opvoeding. De Gezondheidsraad adviseert om deze interventies niet als collectieve voorziening voor iedereen aan te bieden. Ik citeer uit het genoemde advies: Het is van belang dat de hulpbehoefte van gezinnen goed wordt ingeschat, zodat de juiste interventie op het juiste moment wordt ingezet (geen lichte hulp bij zwaardere problemen en ook geen overbehandeling bij lichte problemen). De commissie beveelt aan om het gebruik van bewezen effectieve interventies in de praktijk te bevorderen. Dit kan onder andere door de Databank Effectieve Jeugdinterventies te gebruiken bij de keuze van interventies en daarbij uit te gaan van het bewijs dat er is voor effectiviteit Ook moet er aandacht zijn voor implementatie van interventies, omdat een verkeerde implementatie ten koste kan gaan van de effectiviteit. Dit vraagt om scholing van professionals die te maken hebben met de zorg voor kinderen en gezinnen. De commissie (van de gezondheidsraad PvdV) beveelt onderzoek aan naar kennishiaten, met name op het gebied van effectiviteit van interventies en van signalering. 

Advies Gezondheidsraad wordt maar voor een klein deel opgevolgd 

Met het advies van de gezondheidsraad is weinig of niets gedaan. Van de twintig interventies die de Gezondheidsraad adviseert heb ik bekeken door hoeveel gemeenten ze worden aangeboden. Dit betreft onder andere VoorZorg, Stevig Ouderschap en Home-Start. Deze drie voorzieningen worden in respectievelijk 130, 174 en 151 van de 342 gemeenten aangeboden. Met andere interventies is het vermoedelijk niet veel beter gesteld. 

Het gaat niet om het oplossen van een probleem maar om verhoging van de veerkracht 

Geertjan Overbeek (hoogleraar pedagogiek) pleit ervoor om meer gebruik te maken van evidence based methodieken die op systematische wijze de balans tussen draaglast en draagkracht in kaart brengen, en die gezinnen motiveren om problemen of uitdagingen waar mogelijk zelf aan te pakken. Zulke methodieken zijn beschikbaar, maar worden op dit moment nog maar beperkt geïmplementeerd in Nederland 

Het huidige pleidooi is niet minder hulp bieden, maar waakzaamheid betrachten: we moeten jeugdhulp (alleen) daar inzetten waar het écht nodig is. Hiervoor is het belangrijk niet uit het oog te verliezen dat preventieve jeugdhulp primair gaat over het versterken van veerkracht- niet over het opsporen en snel (met jeugdhulp) verhelpen van problemen. Het is tijd om ons te oriënteren op de vraag hoe we veerkrachtig en gezond opgroeien van jeugdigen het beste kunnen ondersteunen.  

Instellingen hebben geen financiële ruimte om effectieve programma’s aan te bieden 

De kans is groot dat een opvoeder met vragen eerst aanklopt bij familie en kennissen, maar stel dat hij/zij dat moeilijk vindt of daar geen antwoord kan krijgen, en op internet “opvoedondersteuning” gaat googelen. Waar komt je dan terecht? Als je als opvoeder “opvoedingsondersteuning” intikt krijg je al snel een bericht van de overheid dat je als burger kunt aankloppen bij centrum voor jeugdhulp of het wijkteam. Daarmee wordt waarschijnlijk het centrum voor jeugd en gezin (in Amsterdam OKT) bedoeld.  

Maar krijgen deze twee teams, deze zorg- en hulpverleners, voldoende geld en ruimte om effectieve programma’s aan te bieden? Nee, is mijn antwoord. 

Verplichte therapie door de rechter: dat is niet uitvoerbaar 

Gezinnen kunnen op eigen initiatief of via advies van onderwijs, hulp- en zorgverleners bij opvoedondersteuning terecht komen. Maar het kan ook in uitzonderlijke gevallen dat de rechter beslist dat een jongere verplicht therapie moeten volgen tegen bijvoorbeeld hun agressie. Zij moeten daar vaak lang op wachten- soms wel een jaar. De kans is groot dat dan ook een aanbod voor het gezin het meest effectief is. Dan moet de gemeente zorgen dat dat aanbod er is. Maar de meeste van de 342 gemeenten hebben dat niet goed geregeld. 

Jeugdcriminaliteit: vele programma’s zijn niet onderbouwd en schadelijk  

Om jongeren uit de criminaliteit te houden zetten gemeenten in opdracht van het Rijk allerlei programma’s op. Maar veel van die projecten zijn niet goed onderbouwd en sommige mogelijk zelfs schadelijk. Daarvoor waarschuwen hoogleraren in de forensische orthopedagogiek (Universiteit van Amsterdam) Geert Jan Stams en Jan Hendriks in hun recente rapport over preventie van jeugdcriminaliteit. Uit een onderzoek van onderzoeksplatform Interventies onder 25 gemeenten die geld krijgen van het Rijk voor de aanpak van jeugdcriminaliteit blijkt dat zij in totaal 446 interventies inzetten of gaan inzetten, waarvan een groot deel gedragsinterventies zijn. Daarvan komen er 29 uit de databank, en zijn erkend. De hierboven genoemde Stams verbaast zich op platform Investico erover dat deze onderbouwde programma’s weinig worden ingezet: We storten allerlei interventies uit op kinderen terwijl we niet weten wat ze doen en het effect net zo goed averechts kan zijn, zegt hij. ‘Er wordt nu veel geld uitgegeven aan allerlei preventieprojecten, maar ik heb liever geen interventies dan onbewezen programma’s die als een sleepnet over jongeren worden uitgegooid. In plaats daarvan moeten gemeenten kiezen voor programma’s waarvan wetenschappelijk bewezen is dat ze kunnen werken en geen schadelijke gevolgen hebben.’ In zijn rapport adviseert Stams om minder verschillende interventies te gebruiken en energie te steken in programma’s die aantoonbaar werken. We hebben hele goede opvoedingsinterventies voor jongeren tot twaalf jaar, maar die worden nu nauwelijks gebruikt. Ook zou de gespecialiseerde forensische zorg veel meer ingezet moeten worden

Tal van campagnes werken averechts 

Gemeenten maken vaak ook gebruik van brede voorlichtings- en bewustwordingscampagnes die soms juist schadelijk kunnen zijn voor jongeren. Jongeren kunnen er soms juist door geïnspireerd raken, toonde eerder onderzoek van Martha de Jonge (Trimbos) en Edwin Kruisbergen (ministerie Justitie en Veiligheid) al aan. Bijvoorbeeld omdat ze horen dat je veel geld kunt verdienen met het rondbrengen van pakketjes drugs en er uiteindelijk toch nog goed mee kunt wegkomen. ‘Je kunt daar beter mee stoppen’, vindt Stams, ‘want het werkt niet of zelfs averechts. In de medische wetenschap gaan we toch ook eerst onderzoeken of er bij een ingreep geen negatieve bijwerkingen zijn?’ 

Gemeenten schaden jongeren, ouders en zichzelf 

Toen tien jaar geleden de jeugdzorg werd gedecentraliseerd naar 342 gemeenten was een van de aannames dat gemeenten meer zouden investeren in preventie. Want door in preventie te investeren zou de instroom naar jeugdzorg verminderen, en zouden de gemeentelijke kosten dalen. Maar meer investeren in preventie is niet gebeurd, en…nu blijkt dat bij de keuze voor preventieve interventies zelden wordt gekozen voor effectieve programma’s. Gemeenten schaden daarmee niet alleen jongeren, gezinnen maar ook hun eigen financiële huishouding.  

Het aantal jeugdigen, en dus ook opvoeders, dat in aanraking komt met jeugdzorg is de afgelopen jaren verviervoudigd. Momenteel gaat het om één op de acht (dit was één op 27 in 1997). Dat komt niet omdat er opeens meer “mentaal ongezonde” kinderen worden geboren. Is dit een teken dat het in Nederland op dit moment 3x zo slecht gaat als 25 jaar geleden. Nee, zeg ik. Gemeenten bieden te weinig effectieve interventies aan, gericht op verhoging van de weerbaarheid.  

Basispakket opvoedondersteuning van de Gezondheidsraad is aan herziening toe 

Het pakket opvoedingsondersteuning dat de Gezondheidsraad in 2018 samenstelde is inmiddels op onderdelen achterhaald: er zijn nieuwe interventies ontwikkeld, en bepaalde interventies worden niet meer aangeboden omdat ze onvoldoende door gemeenten werden ingekocht. Daarom heb ik een vernieuwd basispakket opvoedondersteuning samengesteld. De interventies zijn veelal gehaald uit de landelijke database effectieve jeugdinterventies.De eerste versie van het basispakket opvoedondersteuning is te vinden op de website oog voor preventie. Maar het aanbieden van dit pakket in elke gemeente gaat toch veel geld kosten? Dat geld is er niet. Het ravijnjaar 2026 komt eraan. Volgens mij is het geld er wel. We steken nu veel geld in de achterkant van het stelsel. We kunnen een deel van het geld ook in de voorkant investeren. O.a.in een pakket opvoedondersteuning. 

Zoektermen voor internet

Paul van der Velpen, opvoedingsondersteuning, interventies, gemeenten, beleidsontwikkeling, patiëntaspecten,