Door Robert Mouton en Guus Schrijvers, redacteuren van de Nieuwsbrief Zorg en Innovatie.
In de beleidsnotitie “niet van later zorg” van VWS (2007) wordt uitvoerig stilgestaan bij de toekomstige arbeidsvraag. Ook latere rapporten van de WRR, de SER, het RIVM, de RVS en nog tal van andere publicaties hebben hiervoor gewaarschuwd. Ons punt: VWS en andere beleidsmakers weten al heel erg lang dat het ouderenzorgbeleid op de schop zal moeten. Er zijn onvoldoende handen om het huidige beleid van aanspraken te continueren. Tot op heden heeft nog niemand het lef gehad, de hoop gevestigd op een haalbaar perspectief of zich de trotse bedenker van een oplossingsrichting kunnen noemen.
In deze maanden zijn beleidsmakers van VWS en zelfstandige bestuursorganen echter (wederom) bij elkaar, in feite wordt volgens de kamerbrief van 20 december een toespitsing van het WOZO (zie voor de stand van zaken WOZO de infographic alhier) voorbereid en zal er samenhang met het IZA (midterm review alhier) en het GALA (monitor alhier) dienen te zijn. WOZO gaat dus (deels) op in een akkoord voor de ouderenzorg: een hoofdlijnenakkoord ouderenzorg. Dat doen zij op verzoek van de regering-Schoof: “Het kabinet zal het voortouw nemen tot een hoofdlijnenakkoord voor de ouderenzorg waarin de onbeheersbare arbeidsmarkttekorten worden afgewend en de ouderenzorg daarmee ook financieel houdbaar wordt. Het is ondenkbaar dat we dit op zijn beloop laten.” Wij als redactie weten niet wat daarin gaat staan, maar geven op grond van eerdere publicaties in de Nieuwsbrief een korte opsomming van inzichten. Wij spreken ons niet uit over de politieke haalbaarheid op dit moment. Over de samenhang en overlap van de beleidsinrichting doen wij ook geen uitspraken. Onderstaande suggesties zijn alle afgeleid uit doelen van ouderenzorg-beleid: 1. Bevordering en zo veel mogelijk instandhouding van gezondheid en zelfstandigheid van ouderen 2. Gelijke toegang tot de zorg voor alle ouderen 3. Het behouden en bevorderen van kwaliteit van zorg voor ouderen 4. Het betaalbaar houden van het ouderenzorgbeleid. 5. Het behouden van gedrevenheid en deskundigheid van zorgprofessionals. Klik hier, hier en hier voor meer onderbouwing van de suggesties.
1. De arbeidsvraag is primair sturend voor het ouderenzorgbeleid

Bron: WRR
Deze grafiek laat duidelijk zien dat traditionele “beleidsrecepten” als arbeidsparticipatie en meer productiviteitsgroei (via digitalisering, eHealth) uiteraard belangrijk zijn maar – ook gezamenlijk – waarschijnlijk niet afdoende zijn. Immers, een verdubbeling van de productiviteitsgroei lijkt een weinig realistisch perspectief. Maar zelfs al zou het gerealiseerd worden, dan laat deze raming zien dat daarmee nog steeds niet volledig aan de stijgende zorgvraag voldaan kan worden.
Zoomen we in op de ouderenzorg dan is dat het meest eenvoudig om Actiz te citeren:
Recentelijk is op de website van Actiz deze tekst gepubliceerd:
Arbeidsmarkttekorten tot ongekende hoogte
Het personeelstekort in de ouderenzorg neemt de aankomende jaren steeds harder toe. Nieuwe prognoses ramen het tekort zorgbreed over tien jaar op maar liefst 266.000 werknemers. De grootste tekorten (bijna 110.000 medewerkers) worden verwacht in de ouderenzorg, met name bij de functies helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen.
Beleid minister ontbreekt
ActiZ, branchevereniging voor zorgorganisaties, waarschuwt al langer voor de oplopende tekorten in de ouderenzorg. “Het is duidelijk dat de voorstellen van de minister om de arbeidsmarktproblematiek op te lossen geen effect hebben. De verwachtingen die de minister stelt op het gebied van kunstmatige intelligentie (AI) en de aanpak regeldruk zijn niet realistisch”, aldus Anneke Westerlaken, voorzitter van ActiZ. “Wij dringen al langer aan op fundamentele keuzes om de uitdagingen in ouderenzorg en de arbeidsmarktkrapte écht aan te pakken. De minister maakt deze keuzes tot op heden niet”.
Als het arbeidstekort primair sturend is, zullen ook drastische maatregelen om uitstroom en verzuim tegen te gaan moeten worden genomen en tegelijk maatregelen om instroom te verbeteren ook moeten worden genomen. Alleen maatregelen gericht op de capaciteit van de zorgvraag zullen dus niet afdoende zijn.
Dat kan niet bij mooie woorden blijven, actief zal beleid moeten worden ingericht op:
- Primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden (zie bijvoorbeeld alhier)
- Werken met moderne managementtechnieken (Lean / Six Sigma) (zie bijvoorbeeld alhier)
- ZZP-ers niet afschrikken maar verleiden met goede proposities (zie bijvoorbeeld alhier)
- Samen werken aan/met het kwaliteitskompas (zie bijvoorbeeld alhier)
- PR/Marketingbeleid voor de zorg t.b.v. personeelswerving
- Aandacht voor (intersectorale) concurrentie op de arbeidsmarkt (zie bijvoorbeeld alhier)
- Productiviteitsbevordering (zie bijvoorbeeld alhier)
Niet alleen overheden, maar koepels en zorginstellingen zijn hier aan zet. Te denken dat dit zonder investeringen kan is niet realistisch. Voor IZA is transformatiegeld beschikbaar gesteld. Voor het broodnodige IZWA (Integraal Zorg en Welzijns Akkoord) zal dat ook nodig zijn. En als er een hoofdlijnenakkoord ouderenzorg wordt gesloten dan zal ook daar transformatiegeld voor nodig zijn.
2. Keuzes zijn onvermijdelijk in aanspraken
- Het meewegen in de indicatiestelling door het CIZ van de sociale context: Die focust nu op het individu in isolatie en dat bemoeilijkt de beoogde transitie naar zorgpaden met meer informele zorg. i
- Het schrappen van verblijf en hulpmiddelen voor vervoer uit de Wlz-aanspraak. De huidige situatie bemoeilijkt de beoogde transitie naar meer zorg buiten een instelling.
- Het formuleren van haalbare toegangsnormen (Treeknormen) voor de zorg.
- Het formuleren van gebiedsgebonden (streef)normen voor wijkverpleegkundigen en andere ouderenzorg-professionals (bijvoorbeeld x-wijkverpleegkundigen per 10.000 inwoners).
- Het verhogen van de eigen bijdragen naar inkomen.
- Het rekening houden met het eigen vermogen van de aanvrager
3. Op korte termijn wordt door VWS de maatschappelijke dialoog gestart over de vraag welke zorg nog collectief gefinancierd zal worden gegeven de schaarste, zowel op het gebied van personeel als financieel.
Het stelsel zoals we dat nu hebben ingericht is complex. Veel gebruikers hebben professionele hulp nodig om door de bomen het bos te zien. Tegelijkertijd moet ervoor worden gewaakt dat te veel tijd en energie gaat zitten in stelselwijzigingen terwijl de nood in de zorg nu al zo hoog is. Maar op lange termijn ontkomen we daar niet aan.
4. Het is nodig opnieuw te definiëren wat zorg is en wat huisvesting en welzijn inhouden.
En dat betekent niet dat alles wat we niet verstaan onder “zorg” niet meer geboden wordt, maar het wordt wel logischer geordend. Vooralsnog formuleren wij professionele zorg als activiteiten die primair gericht zijn op het bevorderen van de gezondheid van de individuele oudere. Een deel hiervan wordt collectief (door de overheid) betaald en een andere deel door de individuele oudere. Naast zorgbehoeften hebben ouderen behoefte aan geschikte woningen, een veilige en uitnodigende woonomgeving, sociale contacten en stimulerende dagelijkse activiteiten.
Zo krijgen gemeenten alle steun bij hun verantwoordelijkheid voor wonen en welzijn van hun burgers en moeten we tegelijkertijd voorkomen dat hiaten in de welzijns-ondersteuning leiden tot zorgvragen. Zo is het van groot belang dat huisartsen hun patiënten gemakkelijk – bij voorkeur in de eigen praktijk – door kunnen verwijzen naar het welzijns- en woonloket, juist om die afwenteling op de zorg te voorkomen. Er zijn in het kader van IZA al voorbeelden van samenwerking (Pantein Zorggroep / Zorggroep Almere / Rotterdam…)
5. Herinrichting
Redenerend vanuit de genoemde doelen van ouderenbeleid ligt het voor de hand om:
- alle (para)medische en verpleegkundige handelingen weer onder de Zvw te brengen. Voor vele ouderen nemen bij hoge ouderdom deze handelingen enorm toe. Er is veelal geen sprake meer van langdurige zorg maar van maanden of enkele jaren.
- Overheveling van ouderenzorg uit de Wlz, waarbij de Wlz gereserveerd blijft voor die groepen die levenslang en levensbreed zijn aangewezen op zorg en ondersteuning. In de tussentijd is het van wezenlijk belang dat een ieder die dat nodig heeft de weg weet te vinden naar het juiste loket. Onafhankelijke cliëntondersteuning wordt nog te weinig gevonden en casemanagers zijn nog niet overal beschikbaar. Dat wordt verbeterd.
- Huisvestings- en servicekosten komen voor rekening van burgers, met zo nodig ondersteuning vanuit de Bijstandswet voor hen die dat niet kunnen opbrengen;
- in te zetten op versterking van gemeenten in hun aandeel in het in stand houden van bestaanszekerheid van hun burgers (o.a. voorkoming van sociale isolatie, verkommering en eenzaamheid voor personen met een klein netwerk of laag inkomen).
6. Eigen betalingen en eigen risico opnieuw beoordelen
Eigen betalingen in de zorg zoals eigen risico in de Zvw en eigen bijdragen in de Wlz en de Wmo gaan opnieuw beoordeeld worden op beoogd doel. Er bestaan nu perverse prikkels. Bijvoorbeeld Iedereen die geen huishoudelijke hulp kan (laten) uitvoeren, kan een beroep doen op de Wmo ongeacht het inkomen van de WMO-aanvrager. Ook verschillen de eigen bijdragen in de diverse wettelijke domeinen en de effecten daarvan op de mogelijkheden van de individuele burger.
7. Integraal verblijfbeleid : bonussysteem
De verblijfsvraagstukken en de doorstroming op het gebied van wonen van ouderen met beperkingen en zorg vergen een integrale aanpak van de ministeries van VWS en dat van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (en veldpartijen). En gemeenten en woningbouwcorporaties hebben hierbij ook een nadrukkelijke verantwoordelijkheid. Het is te overwegen een bonussysteem in te voeren voor die regio’s die hierin voorop lopen en voor hun burgers wezenlijke resultaten weten neer te zetten. Landelijke en regionale sturing zouden hand in hand moeten gaan.
8. Regionale planning en meerjarige convenanten zijn noodzakelijk
Zorgverzekeraars en gemeenten sluiten meerjarige convenanten af over gezamenlijke planning en bekostiging van ouderenzorg op basis van Wmo en Zvw per regio . Dit impliceert gezamenlijke meerjarenplanning van woningen, welzijn en zorg door gemeenten, zorgkantoren en woningbouwverenigingen (uitwerking regioplannen)
9. Ga niet uit van wensdenken in termen van digitale zorg en AI
De administratieve lasten in de zorg bedragen zo’n 30 tot 40 procent. Door AI als panacee te zien ga je voorbij aan de noodzaak tot een integrale benadering van eisen, normen, werkwijzen, benodigde managementtechnieken, tevredenheid, kwaliteit van zorg en cultuurveranderingen in de maatschappij en rond de zorgverlening. Vermindering van administratieve lasten is wel mogelijk door in te zetten op bijvoorbeeld:
- Standaardisering van de informatie-uitvragen van zorgverzekeraars en andere instanties
- Geen kwaliteitsinformatie meer verstrekken aan zorgverzekeraars, anders dan certificaten. Alleen meewerken aan kwaliteitsregistraties van bijvoorbeeld Nivel.
- Alleen informatie aanreiken die routinematig toch al wordt verzameld. Geen turfsmurfen die op verzoek de dossiers in moeten.
- Vaker horizontale controle: zorgaanbieders die hun registratie op orde hebben hoeven minder aan te leveren dan praktijken waarvoor dat niet geldt.
- Het creëren in Nederland van een Kruispuntbank zoals in België en die instanties verbiedt om informatie te verzamelen die al eerder ergens anders beschikbaar is. Hiervoor bestaat in België de Only Once-wet.
Wel zien wij digitale zorg op bescheiden schaal de plaats innemen van analoge zorg. Het verschil tussen beide is dat bij digitale zorg hulpverlener en cliënt niet op dezelfde plaats en op dezelfde tijd met elkaar communiceren. Meer digitale zorg voor ouderen is mogelijk door beeldbellen en digitale melding van acute wijkverpleging en meer mogelijkheden bieden voor online, niet-synchrone, contacten. Door de groeiende totale zorgvraag is het niet gezegd dat er netto sprake is van vermindering van de analoge vraag.
10. Roepen om informele zorg is niet vrijblijvend en niet gratis
Het beroep op informele zorg zal drastisch groeien. Dit zal gestimuleerd moeten worden met bijvoorbeeld vouchers zoals in België het geval is, cursussen ter verhoging van de competentie van informele verzorgers en inzetten van PGB en mantelzorghotels ter verlenging van hun volhoudtijd.
Kortom
Er bestaat geen golden bullit voor een gezondheidsbeschermende, toegankelijke, goede en betaalbare ouderenzorg. Wij komen uit op bovenstaand pakket van tien beleidssuggesties, afgeleid van gezondheidsdoelen en uitgewerkt in concrete stappen. Als deze suggesties bijdragen aan de besluitvorming ter voorbereiding van het hoofdlijnenakkoord ouderenzorg dat de regering gaat presenteren, dan is een van de nieuwjaarswensen van de redactie vervuld.
i Dezer dagen verschijnt het rapport: France Portrait e.a. Sociale determinanten Wlz indicaties, Eindrapport onderzoek naar de relatie tussen sociale factoren en het verkrijgen en verzilveren van een Wlz indicatie bij ouderen, VU, 2024. Zie ook: Nza, Stand van de Zorg 2024.
Over de auteurs
Guus Schrijvers was hoogleraar Public Health bij het UMC Utrecht, is gezondheidseconoom en redacteur van de Nieuwsbrief Zorg en Innovatie.
Robert Mouton is opgeleid als filosoof en master of public health, werkte in diverse staffuncties in de gezondheidszorg en is hoofdredacteur van de Nieuwsbrief Zorg en Innovatie.
Zoektermen op internet:
Robert Mouton, Guus Schrijvers, editorial, ouderenzorg, beleidsontwikkeling, langdurige zorg, beleidssuggesties, besluitvorming, hoofdlijnenakkoord