Door Noud Engelen, lid van de Raad van Ouderen en voorzitter van de werkgroep die het advies heeft voorbereid.

Samengevat advies: Van verzorgingshuis naar geclusterd wonen, RvO-advies, juni 2025 

Aanleiding

De Raad van Ouderen (RvO) is door de minister van VWS gevraagd een advies te geven. Dit ministerie stelde de centrale vraag: Is er behoefte aan een herintroductie van het verzorgingshuis? De aanleiding daarvan is de constatering dat er een gat bestaat in het zorgaanbod tussen zelfstandig wonen in de wijk en zorg in het verpleeghuis. De groep ouderen die het betreft is in de adviesvraag omschreven als ouderen die nog geen WLZ- indicatie voor het verpleeghuis hebben, maar waarvoor zelfstandig wonen niet meer verantwoord is ten gevolge van hun toegenomen zorgafhankelijkheid.  

Vier vragen 

De minister stelde vier subvragen: 

  1. Is er behoefte aan een beschutte woonvorm in de vorm van een verzorgingshuis nieuwe stijl? 
  2. Zo ja, voor welke doelgroep? 
  3. Is er een kwantitatieve inschatting van het aantal benodigde plaatsen te geven? 
  4. Welke kansen en uitdagingen zijn verbonden aan de herintroductie van een verzorgingshuis nieuwe stijl? 

Werkwijze 

Om de vragen te beantwoorden is een werkgroep van vijf leden van de RvO ingesteld. Deze werkgroep heeft het advies voorbereid en geschreven. Meerdere activiteiten zijn ontplooid om te komen tot het advies, waaronder het consulteren van ouderen uit de achterban. Deze achterban wordt gevormd door de acht regio’s, verenigd in de Stem van Ouderen, en de leden van de seniorencoalitie bestaande uit meerdere ouderenorganisaties. Door een vragenlijst met open vragen in te vullen of deel te nemen aan groepsgesprekken, gaven ongeveer 1.500 ouderen, waaronder 100 migrantenouderen, hun visie op het thema. De werkgroep verzamelde en raadpleegde daarnaast publicaties over dit thema. Ook voerde zij gesprekken met 29 wetenschappers, professionals en bestuurders van ouderenzorgorganisaties. Tot slot bezocht de werkgroep een aantal innovatieve zorgcentra en woonvormen. 

Het uitgebrachte advies is te zien als een synthese van de resultaten van het vragenlijstonderzoek, de literatuurstudie, de groepsgesprekken met de 29 experts en de discussies in de werkgroep die het advies voorbereidde. In een bijlage van het advies komen de resultaten van het vragenlijst-onderzoek specifieker aan de orde dan in de samenvatting hieronder.  

Antwoord op VWS-vraag 1: Behoefte aan beschutte woonvorm? 

Volgens de RvO is er duidelijk en dringend behoefte aan beschutte en geclusterde woonvormen voor ouderen. Want ook volgens de Raad bestaat er momenteel een kloof tussen het verpleeghuis en zelfstandig thuis wonen. Er is een groep ouderen met een dermate grote zorgvraag dat zelfstandig thuis wonen niet meer mogelijk is, terwijl er (nog) geen verpleeghuisindicatie is. Voor deze groep is er nu onvoldoende aanbod. Weliswaar zijn er de laatste jaren de nodige initiatieven van gemeenschappelijke woonvormen van de grond gekomen, waarbij sommigen ook beschut wonen aanbieden; bij de meesten echter is de toegang ertoe complex, arbitrair en ondoorzichtig. Ouderen uit de doelgroep, zoals beschreven in de volgende paragraaf, kunnen er soms niet terecht, juist omdat ze te veel aandacht en zorg nodig hebben. Anderen zijn onbereikbaar voor mensen met onvoldoende financiële middelen. De initiatieven zijn hoe dan ook in kwantitatieve zin nog onvoldoende om aan de behoefte te voldoen. Bovendien heeft de realisatie door regelgeving veel tijd nodig. Een zorgelijke situatie. 

Antwoord op VWS-vraag 2: Voor welke doelgroep beschutte woonvormen? 

De doelgroep van een tussenvoorziening tussen thuis en verpleeghuis is divers en relatief groot waarbij de RvO van mening is dat niet uitgegaan moet worden van een strak afgegrensde, beperkte doelgroep maar dat uitgegaan moet worden van een brede groep van kwetsbare ouderen zoals de vereniging van specialisten ouderengeneeskunde, Verenso, dit in 2022 weergeeft:  
 
Kwetsbaarheid is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren. Het vergroot de kans op negatieve gezondheidsuitkomsten, zoals functiebeperkingen, opname en overlijden. Kwetsbare ouderen hebben verminderde (of verlies van) regie over het eigen leven en een complexe zorgbehoefte. Deze kwetsbare patiënten ervaren daarmee aanzienlijke fysieke, psychische, cognitieve, communicatieve en sociale beperkingen in hun dagelijks leven. Daardoor vermindert de functionele autonomie.” 

Een traditionele ‘scherpe’, statische indicatiestelling voor deze beschutte woon/zorgvormen is niet wenselijk. Kwetsbare ouderen verkeren immers in een wankel evenwicht, kunnen de ene dag in balans zijn en vrijwel zelfvoorzienend, terwijl de andere dag het omgekeerde het geval kan zijn. Een adequate woon-zorg omgeving kan voor hen stabiliserend werken: veiligheid, sociaal contact en structuur kunnen na verhuizing juist leiden tot een vermindering van de zorgbehoefte. Ook kan zij ervoor zorgen dat bij een daling van de vitaliteit er niet direct een crisis optreedt omdat er al veiligheid en geborgenheid is in de omgeving.

Antwoord op VWS-vraag 3: Kwantitatieve inschatting van benodigde aantal plaatsen? 

Hoewel de RvO beperkte mogelijkheden heeft daarvoor, is zij toch ingegaan op de uitnodiging een kwantitatieve inschatting te maken. Een wetenschappelijk verantwoorde kwantitatieve berekening is daarbij niet realiseerbaar. De inschatting van de RvO is gebaseerd op een aantal gegevens: het aantal verzorgingshuisplaatsen dat in 2013 opgeheven is; de cijfers van Verenso die aangeven dat er momenteel 600.000 tot 700.000 kwetsbare ouderen zijn en op de te verwachten demografische ontwikkelingen. Als conclusie daarvan is zij van mening dat de doelgroep voor enige vorm van ‘beschut geclusterd wonen’ met daarbij geïntegreerde zorg en welzijn, groot is. De inschatting is dat tussen 200.000 en 300.000 kwetsbare ouderen met al dan niet een partner hieraan behoefte hebben. 

Antwoord op VWS-vraag 4: Welke kansen en uitdagingen zijn verbonden aan de herintroductie van een verzorgingshuis nieuwe stijl? 

Een moderne, eigentijdse variant van het verzorgingshuis kan volgens de Raad in een grote lacune voorzien. De nieuwe beschutte woon-zorgvormen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:  

  • Geclusterd wonen,  
  • Met 7×24 uurs beschikbaarheid van professionele zorg,  
  • De aanwezigheid van gezamenlijke ruimtes en  
  • De inzet van professionele menskracht voorde bevordering van welzijn. Dit laatste betreft zowel de organisatie van informele zorg als ook het bevorderen van onderlinge sociale contacten.  

Kansen daarbij zijn: 

  • Door geclusterd wonen zijn er minder -en minder lange-ziekenhuisopnames 
    Onnodige ziekenhuisopnames kunnen worden voorkomen wanneer bij woon-zorgcomplexen 7×24 uurs zorg beschikbaar is. Is een ziekenhuisopname toch noodzakelijk dan is sneller ontslag mogelijk vanwege de beschikbare zorg-op-maat.
  • Meer inzet welzijnswerkers zorgt voor minder benodigde inzet en belasting zorgmedewerkers 
    Een adequaat welzijn in de vorm van een gevoel van veiligheid en geborgenheid en van voldoende sociaal contact, waaronder mogelijkheden om nog van betekenis te kunnen zijn voor anderen, dragen bij aan een betere gezondheid en een lagere zorglast. Inzet van welzijnswerk in woon-zorgcomplexen is daarmee een tegenwicht tegen de schaarste aan zorgpersoneel. Het professionele welzijnswerk moet daarbij zorgen voor een goede mix tussen formele en informele zorg binnen de woon-zorg complexen. Daarbij is het van belang dat zowel de autonomie van de individuele bewoner wordt bewaakt en in stand gehouden, maar ook dat stimulering en bevordering van sociaal contact hierin een wezenlijke plaats krijgt. Ook kan welzijnswerk juist bij geclusterde woon-zorgvormen efficiënter en beter informele zorg door medebewoners, vrijwilligers en mantelzorgers organiseren en faciliteren dan bij zelfstandig (alleen) wonende ouderen thuis. 
  • Ouderen die in geclusterde woonzorgcentra wonen hebben baat bij de opkomst van zorgzame buurten. De aanwezigheid van een geclusterd woon-zorgcentrum in een buurt betekent ook betere kansen voor het creëren van zorgzame buurten. Faciliteiten in een dergelijk centrum, zoals bijvoorbeeld een restaurant en een gezamenlijke ruimte, kunnen immers ontmoetingsplaatsen zijn voor buurtbewoners en de ouderen die wonen in een dergelijk centrum. 
  • Betere doorstroming van de huizenmarkt  
    Voldoende, aantrekkelijke en goed toegankelijke woon-zorgcomplexen betekent dat ouderen eerder dan nu het geval kunnen en willen verhuizen. 
  • Scheiden van wonen en zorg -in financiële zin- zorgt voor minder druk op publieke financiering:  
    Door de gescheiden financiering van wonen en zorg zullen ouderen die financieel voldoende draagkrachtig zijn in de nieuwe concepten een deel zelf kunnen financieren, waar voorheen de kosten uit publieke middelen gefinancierd werden.

Uitdagingen zijn: 

  • Het benodigde tempo waarin geclusterde woonzorg voorzieningen gerealiseerd dienen te worden, waarbij er gegeven de urgentie eerder verbouwing en aanpassing van bestaande bouwcomplexen boven nieuwbouw overwogen moeten worden.  
  • Toegankelijkheid garanderen voor alle ouderen, onafhankelijk van inkomen 
    Het is zowel een kans als ook uitdaging voor de overheid, om ofwel binnen de bestaande systematiek en regelgeving, dan wel juist door aanpassingen daarvan, dit soort initiatieven te stimuleren, te ondersteunen en te faciliteren 
  • Diversiteit aan behoeftes van ouderen  
    De grote verscheidenheid aan wensen en behoeftes van ouderen vraagt om creativiteit en om diversiteit aan woon-zorgvormen. Het creëren van draagvlak hiervoor is noodzakelijk. Tegelijkertijd bestaat er een spanningsveld tussen de diversiteit aan wensen en de praktische en financiële mogelijkheden deze in te vullen. 
  • Het bereiken van een goede spreiding aan voorzieningen over stad en platteland 
    Hierbij vraagt het voorzieningenniveau op het platteland extra aandacht.  

Conclusie en aanbevelingen 

De RvO stelt dat veel mensen het “oude verzorgingshuis” niet terug willen omdat dit niet meer past bij het huidige tijdsbeeld en te veel een instellingskarakter had gekregen. Toch is het tijd, aldus de Raad, om het negatieve imago dat aan verzorgingshuizen kleeft af te schudden en de positieve aspecten om te zetten in moderne en eigentijdse varianten. Vele maatschappelijke organisaties en geledingen hebben hierin een rol en verantwoordelijkheid, maar de rijksoverheid dient de regie in handen te nemen en toe te zien op de uitvoering. Beleid is noodzakelijk waarin stimulering en facilitering, zowel regeltechnisch als financieel, een wezenlijk onderdeel vormt. Alleen op deze wijze kan de benodigde substantiële uitbreiding van geclusterd wonen met welzijn en zorg op maat gerealiseerd worden. Gezien de urgentie alsmede de noodzakelijke inzet van zoveel partijen is daarbij het devies: alle hens aan dek.

Over de auteur 

Noud Engelen studeerde psychogerontologie in Nijmegen en Chicago. Hij was werkzaam in de GGZ voor ouderen als uitvoerend klinisch ouderenpsycholoog en later als directeur van Mondriaan Ouderen. Na zijn pensionering verricht hij een aantal freelanceactiviteiten en is hij toezichthouder. Hij is lid van de Raad van Ouderen sinds 2021 en was voorzitter van de werkgroep die het hierboven genoemde advies schreef. Regelmatig publiceert hij op zijn vakgebied. 

Zoektermen voor internet

Noud Engelen, bejaardenoorden, verzorgingstehuizen, langdurige zorg, Raad van Ouderen, advies, VWS