Door Paul van der Velpen, auteur van Meer gezonde jaren voor iedereen.

Deel 1

Dit artikel bestaat uit twee delen. In het eerste stuk deelt de auteur de verkiezingsprogramma’s in drie groepen in. De driedeling maakt hij op basis van passages uit veertien verkiezingsprogramma’s, geordend op acht thema’s: Bewegen, Roken, Alcoholgebruik, Voeding, Mentale gezondheid, Vaccinatiegraad, Fysieke omgeving en Mondzorg. Daarover meer in deel 2, deze is geplaatst onder deel 1. Het is aan de lezer om eerst deel 2 te lezen, met passages uit de verkiezingsprogramma’s, en daarna kennis te nemen van de driedeling van politieke partijen. Of omgekeerd, en beginnen met deel 1.

Meer preventie beperkt instroom in de zorg

“Politiek is niets anders dan geneeskunde op grote schaal,” volgens Rudolf Virchow (1821–1902), de Duitse arts en grondlegger van de sociale geneeskunde. In verkiezingstijd geldt dit misschien nog wel sterker: politieke partijen maken duidelijk welke maatregelen zij (niet) willen nemen – en vrijwel al die keuzes hebben direct of indirect invloed op de volksgezondheid. Denk aan huisvesting, onderwijs en bestaanszekerheid. Toch leeft bij velen het idee dat vooral de zorg -van huisartsenzorg tot ziekenhuiszorg- bepalend is voor (volks)gezondheid. Voor iemands persoonlijke gezondheid kan zorg cruciaal zijn, maar de invloed van zorg op de volksgezondheid als geheel is slechts beperkt, circa 11%. Daar staat tegenover dat er wel een fiks bedrag aan zorg wordt uitgegeven: circa 110 miljard per jaar. Het besef groeit dat het versterken van de volksgezondheid minstens zo belangrijk is. Dit is niet alleen beter voor mensen zelf, maar helpt ook de instroom in de zorg te beperken en daarmee de kosten beheersbaar te houden (zie o.a. het AZWA).

Verkiezingsprogramma’s behandelen acht verschillende preventie-thema’s

Omdat individuen meestal geen invloed hebben op de factoren die de volksgezondheid bepalen, is in de Grondwet (artikel 22) vastgelegd dat de overheid verantwoordelijk is voor het bevorderen ervan. Het is daarom interessant om de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen vanuit dit perspectief te analyseren. Kijken hoe elke partij omgaat met alle factoren wordt te complex, daarom is gekozen voor bekende volksgezondheidsthema’s: Bewegen, Roken, Alcohol, Voeding, Ontspanning (=mentale gezondheid). Daar zijn nog drie thema’s alsnog aan toegevoegd: Fysieke omgeving (lucht-water-bodemvervuiling), infectieziekten en mondzorg. Er wordt vooral gekeken in hoeverre politieke partijen in hun programma’s overeenkomen op deze punten. Want daar liggen wellicht mogelijkheden voor afspraken in een regeerakkoord. De bijlage bij dit artikel toont alle gevonden passages. Hieronder wordt bekeken hoeveel belang politieke partijen hechten aan volksgezondheid. Als we alles overziende de vraag stellen “hoeveel belang hechten politieke partijen aan volksgezondheid” dan zijn de veertien verkiezingsprogramma’s1 in drie groepen te verdelen:

Groep 1: Partijen die veel aandacht besteden aan preventie en het versterken van de volksgezondheid.

Het verkleinen van de grote gezondheidsverschillen in Nederland vormt een van de grote opgaven. Mensen met een betere maatschappelijke positie leven gemiddeld 14 jaar langer in een goede gezondheid dan groepen die het slechter hebben. Een andere opgave is een gezonde inrichting van de leefomgeving. D66, Partij voor de Dieren, SP en Volt hebben verkiezingsprogramma’s geschreven die (veel) aandacht besteden aan beide opdrachten. Hun programma’s staan in groep 1. Maar…

  1. Het programma van de SP besteedt geen aandacht aan mentale gezondheid, naast aanpak van gezondheidsverschillen ook een grote opgave voor de volksgezondheid
  2. De CU besteedt geen aandacht aan de gezondheidsverschillen, dat doet de GroenLinks-PvdA wel, maar die partij noemt geen concrete maatregelen om een schone leefomgeving te realiseren.
  3. GroenLinks-PvdA, D66, Partij voor de Dieren, SP en Volt hechten alle vijf belang aan volksgezondheid, zien volksgezondheid als een overheidstaak en koppelen het aan uiteenlopende beleidsterreinen: onderwijs, bestaanszekerheid, klimaat en leefomgeving. Ze willen de gezondheidsverschillen aanpakken, de leefomgeving gezonder maken en schromen niet om gezondheid beschermende maatregelen in te zetten.
  4. De programma’s van D66, Partij voor de Dieren, SP en Volt hebben het hoogste volksgezondheidsgehalte, omdat ze de meeste concrete maatregelen bevatten, en (volks)gezondheid voor hen een doorslaggevend criterium is om keuzes te maken en/of maken keuzes vanuit een duidelijk gezondheidsdoel (Gezondste generatie ooit, D66), laten de paragraaf zorg voorafgaan door tekst over gezonde samenleving (D66) en stellen meer maatregelen voor dan andere partijen.

Groep 2: Partijen die in beperkte mate aandacht besteden aan preventie en versterking van (volks)gezondheid.

CDA, DENK, SGP, NSC en CU besteden in hun programma’s meer aandacht aan preventie dan de partijen in groep 3, maar minder vaak dan de partijen in groep 1, die expliciet voor gezondheidsbescherming kiezen. Binnen groep 2 , is er wel een verschil tussen de programma’s van CDA en DENK enerzijds en de andere twee NSC en CU anderzijds.

CDA geeft (volks)gezondheid een iets explicietere plek dan de partijen in groep 3, want voorafgaand aan het thema zorg besteedt het CDA aandacht aan een gezonde samenleving. Maar de aandacht voor gezondheidsbescherming is zeer beperkt. Bij b.v. het onderdeel gewasbescherming/ bestrijdingsmiddelen, geen relatie met volksgezondheid. En er is nauwelijks aandacht voor schone leefomgeving. Ook DENK zet duidelijk een stap verder dan de politieke partijen in groep 3 omdat er concrete maatregelen worden voorgesteld om (volks)gezondheid meer gewicht te geven ten opzichte van economische ontwikkeling, bijvoorbeeld door reclame voor ongezonde producten zoals alcohol en gokken te verbieden. Gezond gedrag wil DENK stimuleren door de BTW op groenten en fruit af te schaffen

DENK wil investeren in programma’s om stoppen met roken toegankelijker maken. “We treffen maatregelen om het gebruik van snus en vapes door jongeren te ontmoedigen”. Voor DENK is er wel een grens: Doorgeslagen betutteling gaan we tegen. Wij zijn tegen een vlees-en suikertaks en willen dat mensen gewoon een waterpijpje kunnen blijven roken. Een andere grens ligt bij seksuele vorming in het onderwijs. DENK wil dat ouders zeggenschap krijgen over het doceren van onderwijs over seksualiteit en voortplanting aan hun kinderen.

SGP is ook tegen vervuiling, presenteert echter geen maatregelen, maar is wel voorstander van het voorzorgprincipe. Het is een opdracht voor het Rijk om schadelijke lozingen aan te pakken.

In groep 2 is NSC de enige politieke partij die expliciet spreekt over de grondwettelijke taak van de overheid om de volksgezondheid te bevorderen. NSC wil roken aanpakken: We streven naar een rookvrije generatie in 2030 door extra maatregelen, zoals het zo snel mogelijk beperken van verkooppunten (ook voor vapes) en tabaksspeciaalzaken.

NSC en CU zijn de partijen in deze groep die expliciet aangeven lucht-water-en bodemvervuiling te willen aanpakken en economische ontwikkelingen te beperken zodra de volksgezondheid wordt geschaad: We kunnen de ogen niet sluiten voor de schadelijke effecten van de uitstoot en afvalstromen door de industrie. NSC pleit voor het aanscherpen en handhaven van uitstootnormen (…). De CU kiest voor het voorzorgprincipe: maatregelen nemen, ook als nog niet 100% zeker is dat iets de volksgezondheid schaadt.

Groep 3: Partijen die nauwelijks of geen aandacht besteden aan preventie en volksgezondheid

PVV, FvD, JA21en BBB besteden in hun programma’s nauwelijks aandacht aan volksgezondheid. Ze hechten veel waarde aan individuele vrijheid en wijzen gezondheidsbescherming vaak af als “betutteling”. Bij ongezonde producten ligt de nadruk niet op de verantwoordelijkheid van de aanbieders, maar op de vrije keuze van burgers. BBB: Mensen kunnen zelf verstandige keuzes maken. BBB is geen voorstander van suikertaks. Dat vinden ze betuttelend beleid. Geen overheidsinmenging op ons bord of in ons keukenkastje. Ook bij de productie van goederen wordt schade aan de volksgezondheid niet betrokken. Volgens BBB moeten boeren kunnen beschikken over een “goed gevulde gereedschapskist” met bestrijdingsmiddelen, zonder expliciet te stellen dat dit gebruik de volksgezondheid niet mag schaden. Economische belangen worden zwaarder gewogen dan volksgezondheid. In de programma’s van zowel PVV,BBB, JA21 als FvD komt de term volksgezondheid niet voor. Er worden ook geen maatregelen voorgesteld om het roken te beperken. FvD wil dat sportkantines zelf het rookbeleid bepalen.

In groep 3 komen politieke partijen voor die maatregelen nemen die de volksgezondheid zullen verzwakken:

  1. Week van de lentekriebels, seksuele vorming, afschaffen in het basisonderwijs (PVV)
  2. mRNA-vaccins uit basispakket en geen steun meer voor preventie-akkoord (FvD)
  3. Positie Nederlandse voedsel en warenautoriteit beperken. Waar mogelijk wordt toezicht vereenvoudigd en deels aan marktpartijen overgelaten (BBB)

Zowel JA21 als BBB hebben oog voor gezond leven, en vinden voorkomen belangrijker dan genezen, zien o.a. relatie tussen sport en gezondheid, willen meer aandacht voor een gezonde leefstijl, maar vermelden geen maatregelen. Dat geldt ook voor de VVD. Voor JA21, BBB en VVD is vroegsignalering acceptabel.

De VVD besteedt meer aandacht aan volksgezondheid in het programma dan de eerste vier. Zeker omdat de VVD economische groei als de belangrijkste missie ziet en op geen enkele manier wordt relatie met volksgezondheid gelegd, terwijl die relatie regelmatig voor dilemma’s zorgt en er dus politieke keuzes gemaakt moeten worden gemaakt. Ook het anti-rookbeleid is niet echt krachtdadig, alleen de aanpak van e-sigaretten wordt genoemd: Aanpak illegale verkoop van vapes. Uitbreiden van de bevoegdheden van NVWA om toezicht te houden op de verkoop van vapes.

Ten opzichte van de andere partijen in groep zet de VVD wel een stap richting versterken van de volksgezondheid door aan te kondigen dat de partij komt met een gerichte aanpak om onacceptabele gezondheidsverschillen, tussen arm en rijk, man en vrouw en verschillende wijken weg te werken.

Nabeschouwing over de driedeling van veertien politieke partijen

In de VTV 2024 blikt het RIVM vooruit op ontwikkelingen in de volksgezondheid. Deze instantie ziet vijf grote opgaven om in samenhang aan te pakken. Vier van de vijf grote opgaven, die het RIVM ziet, hebben betrekken op preventie en volksgezondheid.

  1. Het eerste aandachtspunt is het huidige anti-rookbeleid en beleid dat mensen stimuleert tot bewegen in elk geval laten bestaan, en in elk geval niet verminderen. Plus aandacht voor de gezondheid van ouderen.
  2. De grote gezondheidsverschillen in Nederland vormen de tweede opgave.
  3. Als derde hebben jongeren een steeds ongezondere leefstijl. Ook hebben jongeren steeds vaker problemen met hun mentale gezondheid.
  4. De vierde opgave gaat over een gezonde inrichting van de leefomgeving.

In deze nabeschouwing volgen nu enkele reflecties nadat ik de driedeling had gemaakt.

  • Alleen VOLT en Partij voor de Dieren besteden in hun verkiezingsprogramma’s aandacht aan alle vier de opgaven. De SP aan drie, want er is geen integrale aandacht voor mentale gezondheid, wel voor enkele onderdelen. GroenLinks-PvdA geeft weinig maatregelen voor een schone leefomgeving. In de andere tien verkiezingsprogramma’s komen minder maatregelen voor om de genoemde vier opgaven te realiseren dan bij bovenstaande partijen.
  • Opvallend is dat in geen enkel verkiezingsprogramma concrete maatregelen staan om de toename van obesitas aan te pakken. Wel “losse” maatregelen over thema’s als bewegen of voeding, maar geen samenhangende aanpak. GroenLinks-PvdA schrijft wel dat ze door willen gaan met de plannen om overgewicht te verminderen (Nationaal Preventieakkoord).
  • Alle partijen (met uitzondering van de PVV) willen een of andere vorm van vroegsignalering inzetten. Vroegtijdige detectie van ernstige aandoeningen als hart- en vaatziekten via preventie-onderzoeken (JA21). Om de mentale gezondheid te verbeteren moet er meer worden gedaan aan Vroegsignalering (BBB). De leeftijd van deelname aan bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker, prostaatkanker, borstkanker en darmkanker wordt vervroegd. Dit redt jaarlijks duizenden levens, voorkomt veel leed en bespaart honderden miljoenen aan zorgkosten. (SP)
  • Opvallend is dat er in de diverse programma’s relatief weinig aandacht wordt besteed aan het alcoholgebruik, terwijl het gebruik van drugs in veel verkiezingsprogramma’s uitgebreid aandacht krijgt.
  • Politieke partijen presenteren een aantal maatregelen om de sturing op preventie te verbeteren
    • De maatregelen die politieke partijen willen nemen om de sturing in het stelsel te veranderen zodat er meer geld en capaciteit naar preventie gaat, zijn zorgen dat preventie loont, zodat het voor gemeenten en zorgverzekeraars aantrekkelijk is om in gezondheid te investeren (D66).
    • Doelen voor gezondheid vastleggen in de wet (D66, PvdD).
    • Gemeenten krijgen de ruimte en de middelen om preventie lokaal te regelen, met landelijke spelregels die kwaliteit, transparantie en samenwerking verbeteren (D66).
    • Preventie komt in het basispakket. Alle bewezen preventieve zorg, zoals controles bij de tandarts, stoppen-met-rokenprogramma’s en leefstijlbegeleiding, wordt volledig vergoed (SP). Ook andere partijen willen het zorgpakket uitbreiden: fysiotherapie (GroenLinks-PvdA, DENK), anticonceptie (FvD, GroenLinks-PvdA, VOLT, SP), anticonceptiepil (D66).
    • Er komt een Onafhankelijke Autoriteit Gezondheid, die de gezondheid van mens, dier en omgeving moet waarborgen. Deze autoriteit kan plannen die (mogelijk) schadelijk zijn tegenhouden en zorgt voor een goede borging van het belang van gezondheid in beleid. (PvdD). De PvdD wil ook een regeringscommissaris voor volksgezondheid aanstellen, die de opdracht heeft om volksgezondheid in brede zin te verbeteren.
    • Sturing zodanig veranderen in het stelsel dat preventie meer aandacht krijg (CU).
    • Wettelijke afspraken tussen overheid, zorgverzekeraars en zorgaanbieders over preventie (SGP).
    • Gemeenten hebben, naast het Rijk en de zorgaanbieders, een wettelijke taak als het aankomt op preventie, gezond leven, een gezonde leefomgeving en vroegsignalering. Om deze taak beter te kunnen uitvoeren hevelen we een additionele 1% van de zorgbegroting over naar gemeenten (VOLT).
  • Over het eigen risico zijn de meningen verdeeld. Er zijn partijen die het willen afschaffen (PVV, DENK, PvdD, SP) of verlagen (FvD, NSC). JA21, VVD en CDA willen de verlaging van het eigen risico terugdraaien. Hun argument is dat door afschaffing de zorgpremie om hoog gaat. Ze vinden de drempelverhogende werking van eigen risico minder zwaar wegen dan de financiële belasting door een hogere zorgpremie. GroenLinks-PvdA wil zowel het eigen risico als de zorgpremie fors verlagen.

Kortom

De vergelijking van de verkiezingsprogramma’s maakt één ding duidelijk: structurele vooruitgang in de volksgezondheid vraagt om politieke keuzes die verder gaan dan individuele verantwoordelijkheid. Alleen partijen die bereid zijn concrete en beschermende maatregelen te nemen – zoals accijnzen, strengere regels rond ongezonde producten en investeren in een gezonde leefomgeving – bieden werkelijk perspectief op minder ziekten, kleinere gezondheidsverschillen en lagere zorgkosten. Dat veel programma’s nog steeds versnipperde maatregelen noemen, en bij hun maatregelen niet de adviezen van onder andere het RIVM betrekken, betekent dat cruciale kansen blijven liggen, zeker rond obesitas, alcoholgebruik en mentale gezondheid. Het bewijs is helder: gezondheidsbescherming werkt beter dan vrijblijvende stimulering. Daarom ligt de bal bij de kiezer. Wie wil dat volksgezondheid een leidend criterium wordt in beleid, kan zich niet blindstaren op beloften, maar moet stemmen op partijen die preventie en bescherming daadwerkelijk centraal stellen. Alleen dan kan Nederland toewerken naar het doel dat alle ministeries al hebben afgesproken: “in 2040 leven alle Nederlanders ten minste vijf jaar langer in goede gezondheid en zijn de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% afgenomen.


Deel 2: Wat vinden politieke partijen van acht belangrijke opgaven voor de volksgezondheid?

Volksgezondheid wordt beïnvloed door veel factoren. Een van de factoren is het genenpakket dat elke burger heeft meegekregen, dat is bepalend voor 22% van de volksgezondheid. Daar kan de overheid (=verantwoordelijk voor de volksgezondheid) niet op sturen. Maar de sturing van andere factoren, van volkshuisvesting tot bestaanszekerheid en onderwijs, is wel degelijk politiek . Dus om te bepalen wat elk verkiezingsprogramma betekent voor de volksgezondheid zou je een complexe analyse moeten maken. Daarom is gekozen voor bekende volksgezondheidsthema’s: Bewegen, Roken, Alcohol, Voeding, Ontspanning (BRAVO). Daar zijn drie thema’s aan toegevoegd: Fysieke omgeving (lucht- en watervervuiling), Infectieziekten en Mondzorg. Hieronder volgt voor elk van de acht thema’s een samenvatting van voorstellen van politieke partijen in hun programma’s voor de Tweede Kamerverkiezingen op 29 oktober. Aan onderstaande samenvatting kleeft het bezwaar dat de context en argumentatie van een voorstel ontbreken. Ik raad lezers, die de achtergrond van een voorstel precies willen nagaan, aan om zelf op het internet de betreffende verkiezingsprogramma’s te raadplegen.

Thema 1. Bewegen

In elk verkiezingsprogramma (behalve PVV) wordt aandacht besteed aan sport, en wordt de link gelegd met (volks)gezondheid. Maar dan moet er wel breed worden gekeken, naar stimuleren van bewegen van iedereen, en niet alleen naar topsport. De ene partij laat het bij de constatering dat sport belangrijk is, de ander stelt maatregelen voor. De maatregelen die worden voorgesteld zijn divers, van het verlagen van BTW op sport (FvD), tot geen BTW op sportschoolabonnementen (SP) en drie uur gymles per week van een vakdocent (SP). Met name de programma’s van GroenLinks-PvdA, NSC, Volt, SP, en D66 zijn op dit punt het meest nadrukkelijk. Maar politieke partijen bepleiten geen concrete maatregelen om te zorgen dat een groot deel van de bevolking meer gaat bewegen. Wel is er steun van vier partijen (JA21, SP, Volt, Groenlinks-PvdA) om het schoolzwemmen weer in te voeren.

Thema 2. Roken

Het gebruik van tabak (nicotine) is één van de meest schadelijke activiteiten voor de volksgezondheid. Toch besteden niet alle politieke partijen hier aandacht aan. In programma’s van BBB, JA21 en PVV komt het woord roken niet voor. Er is zelfs een partij (FvD) die de accijns op roken wil verlagen. Andere partijen noemen het wel. De een is wat minder voortvarend (VVD) dan de ander. DENK wil de programma’s om te stoppen met roken toegankelijker maken en maatregelen om het gebruik van snus en vapes door jongeren te ontmoedigen. GroenLinks-PvdA wil een verbod op wegwerpvapes. Accijnzen gaan omhoog en rookvrije zones worden uitgebreid. Illegale import wordt harder bestraft. De tabaksindustrie wordt met een speciale heffing verplicht mee te betalen aan de schade die roken veroorzaakt. CDA, Partij voor de Dieren, en VOLT willen een rookvrije generatie realiseren, accijnzen verhogen. Deze drie partijen plus SP en SGP willen de verkoop van tabaksverkoop (en e-sigaretten) aan vergunningen binden.

Thema 3. Alcoholgebruik

Slechts weinig verkiezingsprogramma’s hebben aandacht voor alcoholgebruik, terwijl bekend is dat één glas alcohol per dag al gezondheidsschade kan opleveren. VOLT is het meest expliciet en richt zich niet alleen op problematisch drankgebruik: gebruik van alcohol verminderen, onder andere door alcohol geheel uit supermarkten te weren. Alcohol hoort niet bij de dagelijkse boodschappen. DENK wil een verbod op alcoholreclame. GroenLinks-PvdA beperkt zich tot problematisch drankgebruik en wil doorgaan met de bestaande plannen om dit te verminderen.

Thema 4. Voeding

In veel verkiezingsprogramma’s komt aandacht voor (gezonde) voeding, met zowel aandacht voor de verantwoordelijkheid van aanbieders, de overheid als de gebruikers:

1. Verantwoordelijkheid producenten en aanbieders:

  • Bindende afspraken maken met producenten en supermarkten over het gezonder maken van voeding en het meer promoten van gezonde producten (VVD, CDA, NSC);
  • Wettelijke maxima voor suiker, vet, zout en andere schadelijke toevoegingen in bewerkt voedsel (SP);
  • De reclames voor ongezond voedsel aanpakken, zeker waar die gericht is op kinderen. Lucratieve plaatsingsdeals in supermarkten verdwijnen. Ook verpakkingen die kinderen verleiden worden aan banden gelegd (SP);
  • Er komt een grens aan de wettelijke hoeveelheid suiker in producten (GroenLinks-PvdA).

2. Verantwoordelijkheid/sturing door overheid:

Er zijn ook politieke partijen die vinden dat de overheid meer verantwoordelijkheid moet nemen dan alleen afspraken met aanbieders maken.

  • Er komt een grens aan de wettelijkheid hoeveelheid suiker in producten (GroenLinks-PvdA);
  • Verbod op kindermarketing voor ongezonde voeding (CDA, DENK, PvdD);
  • We maken bindende maximumwaarden voor zout in voedingsmiddelen om op die manier de zoutinname te verminderen (VOLT);
  • Levensmiddelenfabrikanten worden aangezet om het zoutgehalte in voedsel te verminderen (NSC);
  • Het aantal nieuwe vestigingen van fastfoodketens en snackbars beperken (PvdD).

3. Rol scholen, bedrijven en zorginstellingen:

  • Gratis schoolfruit voor kinderen op de basisschool (CDA);
  • Gratis, gezond ontbijt op school en lunch op alle basisscholen (SP, GroenLinks-PvdA);
  • Ongezonde producten op scholen (in kantines en via verkoopautomaten) moeten vervangen worden door een gezond aanbod (NSC);
  • Op en rond scholen wordt alleen gezond voedsel aangeboden. Ook stimuleren we de inzet van schoolmoestuinen, die gekoppeld worden aan een lesprogramma. Hiermee maken gezond eten, natuur en duurzaamheid structureel deel uit van de onderwijspraktijk (PvdD);
  • Het aanbod van eten en drinken op bijvoorbeeld scholen, trein-en tankstations, sportclubs en musea moet gevarieerder (CDA);
  • In het programma Rijke Schooldag starten we met een gezonde lunch op scholen. (GroenLinks-PvdA);
  • Gezonde school-en ziekenhuismaaltijden, zodat je op de belangrijke momenten een goede maaltijd kunt hebben. En basisproducten in de supermarkt tegen lage prijzen (SP);
  • Bedrijfskantines aanmoedigen gezonde maaltijden aan te bieden door bijvoorbeeld een fiscale vrijstelling op gezond voedsel. Ziekenhuizen en andere zorginstellingen serveren gezonde, plantaardige en biologische voeding (PvdD).

4. Financiële sturing:

  • De overheid heeft de mogelijkheid om gedrag van aanbieders/producenten en/of consumenten te beïnvloeden door financiën;
  • Suikertaks (CDA, SP). Ongezonde producten zoals suikerhoudende dranken zwaarder belasten (NSC, CU);
  • Gezond eten wordt goedkoper. De btw op gezonde producten (volgens de Schijf van Vijf) schrappen, zodat gezond eten voor iedereen bereikbaar blijft. Ook voor mensen met een klein inkomen (SP);
  • Afschaffen btw op alle groenten, fruit, granen, noten en peulvruchten (DENK, PvdD);
  • Ongezond eten wordt hoger belast bij de fabrikant, bijvoorbeeld door een gestaffelde suikertaks, waardoor fabrikanten minder suiker aan hun frisdranken toevoegen. (PvdD);
  • In het aanbod moet de gezondere variant telkens nadrukkelijk goedkoper en beter beschikbaar zijn dan de ongezonde variant. Frisdrank zonder suiker moet goedkoper zijn dan frisdrank met suiker. Chips met minder zout en vet goedkoper dan de variant met meer zout en vet. Bier zonder alcohol goedkoper dan bier met alcohol (VOLT).

PvdD gaat het verst op punt van voeding en ziet voedsel als basisvoorziening. Er komt structurele overheidsfinanciering voor basisvoorzieningen voor goed voedsel, zoals Mensa Mensa of schoolkantines met lokale en biologische maaltijden.

Ook de SP ziet voedsel als een basisrecht: Gezond eten moet betaalbaar en bereikbaar zijn voor iedereen. Daarom bouwen we aan een publieke voedselvoorziening. Goede volkskeukens in de wijk, voor verbinding tussen mensen en betaalbare voorziening van gezond eten.

Thema 5. Ontspanning/mentale gezondheid

Laten we het thema ontspanning verbreden naar mentale gezondheid. Avshlom Caspi en Terrie Moffitt toonden aan dat iedereen een bepaalde mate heeft van psychische kwetsbaarheid, de mate waarin is normaal verdeeld over de bevolking. Zoals gewicht en andere kenmerken. Of de kwetsbaarheid leidt bij iemand leidt tot een aandoening, hangt vooral van de omstandigheden af: situatie in het gezin, de school en de samenleving. En dat geldt vooral voor jongeren: 75% van de psychische aandoeningen ontstaat voor het 24e jaar, zelfdoding is belangrijkste doodsoorzaak onder jongeren tot 30 jaar. In 2024 blikt het RIVM vooruit op ontwikkelingen in de volksgezondheid. Een van de 5 grote opgaven om aan te pakken is ongezondheid bij jongeren. Zo zullen meer jongeren overgewicht hebben, op steeds jongere leeftijd. Ook zullen jongeren steeds vaker problemen met hun mentale gezondheid hebben. Acht van de veertien partijen volgt het advies uit de VTV en besteden aandacht aan mentale gezondheid bij jongeren. Ik orden hun voorstellen over de mentale gezondheid van jongeren naar vier subthema’s: A. Opvoedondersteuning B. De school C. De digitale omgeving van jongeren en D. Het gokken

De oorzaken van mentale ongezondheid zijn nogal verschillend en dat blijkt ook uit de maatregelen die politieke partijen willen nemen:

A. Opvoedondersteuning

Voor (mentale) gezondheid van kinderen is het gezin de meest invloedrijke omgeving, maar effectieve ondersteuning wordt te weinig aangeboden. Enkele partijen willen daar iets aan doen:

  • Voor alle peuters van twee en drie jaar die dat voor hun ontwikkeling nodig hebben, komen er op indicatie gratis voor-en vroegschoolse programma’s beschikbaar (CDA);
  • Met de zorgverzekeraars komt er een plan van aanpak om te voorkomen dat gezinnen zonder kraamzorg starten (CU);
  • Investeren in toegankelijke opvoedondersteuning en ouder-kindcentra en andere buurtinitiatieven (D66);
  • VOLT pleit voor de begeleiding van ouders in een kwetsbare positie, en wil dat (aanstaande) ouders laagdrempelige, professionele ondersteuning kunnen krijgen bij het stoppen van roken of vapen, bij alcohol – en drugsgebruik en bij mentale klachten rondom zwangerschap en geboorte;
  • Betere beschikbaarheid van zogenoemde buurtgezinnen om ervoor te zorgen dat ook kinderen uit kwetsbare gezinnen een plek hebben waar ze in moeilijkheden terechtkunnen (SGP);
  • Investeren in begeleiding van zwangere vrouwen, goede geboortezorg, kraamzorg en ondersteuning voor jonge ouders om het kind een kansrijke start te geven (SP).

B. De school

De school is voor kinderen en jongeren het tweede opvoed milieu. Pesten, prestatiedruk (problemen die vaak door jongeren worden genoemd) kunnen daar worden aangepakt. VOLT, CDA, CU, D66 en PvdD besteden hier aandacht aan:

  • Investeer in langlopende programma’s voor mentale gezondheid van jongeren en van kwetsbare groepen, die structureel zijn ingebed in het onderwijs. Mentale gezondheid krijgt een vaste plek in het curriculum (VOLT). Investeer in programma’s om mentale veerkracht te versterken (CDA). Veel problemen bij jongeren die in de zorg terecht komen kunnen op school worden opgelost. Scholen moeten hiervoor de ruimte, tijd en geld krijgen. (D66) Stoppen met over-diagnostisering en het onderwijs ruimte geven voor brede persoonsontwikkeling. De pedagogische ondersteuning is binnen de school beschikbaar en wordt op een collectieve manier aangeboden en gefinancierd. Zo halen we zorg erbij in de eigen omgeving van het kind, in plaats van dat we kinderen verwijzen naar individuele zorgtrajecten buiten de school (CU). Er komt ruimte in het lesprogramma om de gevolgen van (social) media gebruik te bespreken. Er is aandacht voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden en empathische omgang. Er wordt actief opgetreden tegen pesten op bijvoorbeeld scholen en op sportclubs (PvdD).

C. Digitale omgeving

Na gezin en school, is uiteraard de digitale omgeving voor de mentale gezondheid van jongeren relevant. Vijf partijen besteden hier aandacht aan in hun programma’s. Volt pleit voor structureel onderzoek naar de invloed van sociale media op gezondheid, en het ontwikkelen van richtlijnen voor ouders en professionals. Ook het CDA wil richtlijnen, en wil een verplichte leeftijdsverificatie, wil online kanalen onder regime van kijkwijzer brengen en wil harde aanpak van marketing en op het kopen van online games. NSC, CU en SGP gaan verder:

  • De verantwoordelijkheid hoe om te gaan met smartphones en sociale media ligt in eerste instantie bij ouders, maar met duidelijke wettelijke omkadering. Dat betekent dat sociale media niet toegankelijk mogen zijn voor kinderen jonger dan 14 jaar. Adequate leeftijdsverificatie is noodzakelijk voor sociale media, platformen met expliciete content (porno, geweld), goksites, kopen van alcohol, BNPL-diensten. Ook moet het mogelijk zijn voor 18-jarigen om op een toegankelijke manier hun gegevens permanent te kunnen wissen. Sociale mediabedrijven worden verplicht hun producten minder verslavend te maken. Smartphones worden geweerd uit scholen en ouder-initiatieven zoals ‘Smartphonevrij opgroeien’ gestimuleerd (CU)
  • Een minimumleeftijd van 12 jaar voor smartphones en van 15 jaar voor sociale media, zodat kinderen stabiel en gezond op kunnen groeien (NSC)
  • Betrouwbare online leeftijdsverificatie ingevoerd om minderjarigen te beschermen tegen online gokken, alcoholverkoop en pornografie.
  • Jongeren moeten op hun 18e vanuit de overheid de mogelijkheid krijgen om kosteloos al hun online sporen te wissen (NSC)
  • Europese initiatieven steunen om wettelijk het verslavende ontwerp van sociale mediaplatforms aan banden te leggen. We maken het reguleren van aanbevelingsalgoritmes op zeer grote sociale mediaplatforms tot een Europese prioriteit. Deze algoritmes moeten transparant zijn en geoptimaliseerd worden met het oog op mentale gezondheid van gebruikers, in plaats van maximale schermtijd. (NSC)
  • De overheid moet, naar Frans voorbeeld, het verplichte gebruik van een zogenaamde ‘app blocker’ bevorderen dan wel verplichten. Een verbod op sociale media voor kinderen jonger dan 15 jaar. Leeftijdsverificatie wordt verplicht en vindt plaats op app-storeniveau. Een verbod op het blootstellen van kinderen jonger dan 18 jaar aan onzedelijke beelden in de fysieke, dan wel digitale wereld. (SGP)

D. Gokken

De verruiming van de gokwet heeft veel jongeren in de problemen gebracht. Enkele partijen willen daar iets aan doen:

  • Het aanbieden van gokken wordt illegaal. Dat geldt voor online gokken, gokautomaten, sportweddenschappen en casino’s, maar ook voor andere vormen van gokken zoals commerciële (kras)loterijen (CU);
  • De legalisering van online gokken terugdraaien en online-gokreclame verbieden (CDA);
  • De Kansspelautoriteit krijgt meer bevoegdheden om malafide gokbedrijven aan te pakken, Bovendien leggen we de zorgplicht en het verbod op reclame-uitingen van gokbedrijven strenger vast in de wet, evenals een speellimiet voor spelers (GroenLinks-PvdA);
  • totaalverbod op gokreclames (SP);
  • De wettelijke ruimte voor kansspelen wordt teruggedraaid. Er komt een totaalverbod op online en offline gokken. De overheid gaat actief handhaven. De zorgplicht van online gokbedrijven wordt aangescherpt. Van gokbedrijven die hun zorgplicht verzaken wordt de vergunning ingetrokken. De drempel voor gokkers om hulp te vragen moet omlaag. Gokbeleid moet inzetten op preventie in plaats van repressie (SGP).

NSC, VOLT, D66, PvdD leggen relatie tussen mentale gezondheid (van jongeren) en sport, cultuur, onderwijs, bestaanszekerheid (armoede, schulden). DENK wijst op de prestatiedruk. Maar er worden geen concrete maatregelen genoemd. Wel komt NSC met een concrete maatregel om “koop nu, betaal later- diensten voor jongeren tot 21 jaar” te verbieden, om minder jongeren in financiële problemen te brengen. Volt, PvdD en GroenLinks-PvdA wijzen op het belang van suïcidepreventie. PvdD wijst op de relatie tussen mentale gezondheid en fysieke omgeving en komt op dit punt met maatregelen (zie hieronder). En als er mentale problemen ontstaan is vroegsignalering belangrijk (BBB) en toegang tot GGZ (Volt). Maar niet altijd is er hulpverlening nodig. Daarom wil NSC stimuleren dat gemeenten investeren in fysieke ontmoetingsplekken. Dat sluit aan bij de wens van GroenLinks-PvdA om mentale problemen niet onnodig te medicaliseren “door hulp ook beschikbaar te laten zijn zonder diagnose of stoornis”.

Thema 6. Fysieke omgeving

Er is een sterke relatie tussen fysieke omgeving en volksgezondheid. Niet alleen volkshuisvesting (laten we hier buiten beschouwing), maar ook de aanwezigheid van groen in woonwijken, de vervuiling van lucht en water en lawaai. Vijf partijen besteden aandacht aan die relatie. GroenLinks-Pvda doet dat op een indirecte manier door “de aanpak van grote vervuilers” onderdeel te maken van het streven naar een klimaatneutraal Nederland en het terugdringen van microplastics in water, maar werkt het niet verder uit in maatregelen. Dat doen D66, CU, VOLT, SP en PvdD wel om te komen tot schone lucht, schone grond en schoon water

D66 vindt dat de zorgen van mensen over hun gezondheid serieus moeten worden genomen bij ruimtelijke ordening. Of het nu gaat om fijnstof van Tata Steel, geluidsoverlast van Schiphol of giftige stoffen in het water, de grond en de lucht.

CU, VOLT,SP en PvdD gaan verder: zij hanteren het voorzorgprincipe: prioriteit geven aan de volksgezondheid, ook als niet 100% wetenschappelijk is vastgesteld dat de volksgezondheid schade oploopt. Zodra productie, uitstoot of gebruik van middelen een gevaar voor de volksgezondheid vormen, wordt er ingegrepen. Ze zien volksgezondheid expliciet als belangrijker dan economische ontwikkelingen.

  • Bedrijven mogen pas stoffen uitstoten of produceren zodra zij kunnen aantonen dat deze veilig zijn (SP);
  • Overheid stelt vanaf nu het belang van haar burgers, de leefomgeving en het klimaat boven het belang van de luchtvaartsector en luchthavens (PvdD);
  • De tijd dat multinationals ten koste van mens, dier, natuur en klimaat mogen ondernemen, eindigt per direct (VOLT);
  • De gezondheid van mens, dier en natuur gaat altijd vóór winst (PvdD);
  • Bij nieuwe stoffen wordt het voorzorgsprincipe strikt gehanteerd. Er wordt een inventarisatie uitgevoerd naar stoffen waarvan onbekend is of ze schadelijk zijn voor mens en natuur (CU).

Maatregelen:

  • Per direct een verbod op het uitstoten van PFAS (D66, SP, PvdD,Volt);
  • Op termijn verbieden van milieubelastende bestrijdingsmiddelen (D66);
  • Bij bestrijdingsmiddelen niet alleen kijken naar het effect op de gezondheid van ieder middel afzonderlijk, maar ook naar het effect van meerdere middelen samen (SP);
  • Stop schadelijke pesticiden. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen wordt zo snel mogelijk afgebouwd. Glyfosaat wordt verboden (PvdD);
  • De Rijksoverheid helpt boeren en tuinders door het delen van kennis, innovatie en het opzetten van coöperaties op het gebied van alternatieven voor bestrijdingsmiddelen zoals natuurlijke gewasbescherming en groene middelen, en op het gebied van bezuinigende innovaties. VOLT is daarom tegen het gebruik van glyfosaat en andere giftige bestrijdingsmiddelen;
  • Het pesticidengebruik bij sierteelt terugdringen zodat het minder risico’s oplevert voor de volksgezondheid (NSC);
  • Om de gezondheid van omwonenden te beschermen, komen er wettelijke normen voor de minimale afstand tussen veestallen en woonkernen, scholen en kinderdagverblijven (PvdD);
  • Gezondheid van omwonenden komt centraal te staan bij het afgeven van nieuwe vergunningen. We sturen vanuit de bescherming van de gezondheid van omwonenden, niet vanuit de maximaal toegestane emissies van bedrijven (CU);
  • Betere regels en normen om de bodem, lucht, het water en biodiversiteit te beschermen. Nieuwe kennis over bijvoorbeeld geluid, trillingen en schadelijke stoffen moet ook leiden tot scherpere normen als de gezondheid van mensen in gevaar is. (D66). De overheid moet de sociale grondrechten op het gebied van leefmilieu en volksgezondheid garanderen door zelf normen te stellen (CU);
  • De normen voor luchtkwaliteit en geluidsbelasting worden aangescherpt (SP);
  • De wettelijke geluidsnormen voor verkeer, industrie en luchtvaart verlagen. Stilte en rust worden erkend als basisvoorwaarden voor een gezonde leefomgeving (PvdD);
  • Bedrijven moeten zich houden aan de WHO-standaarden en dus alleen nog vergunningen uitgeven die voldoen aan de WHO-standaarden (VOLT, PvdD);
  • De normen voor luchtkwaliteit aanscherpen, zowel buiten als op het werk, zodat iedereen gezond kan ademen. Ook verlagen we geluidsnormen om overlast te verminderen en de leefomgeving stiller en gezonder te maken (SP);
  • Er komt strenge wetgeving voor heel Nederland om stankoverlast te voorkomen. Dit betekent onder andere duidelijke, op gezondheid gebaseerde en landelijk geldende geurnormen, een landelijk meldpunt voor klachten, verplichte geurbeperkende maatregelen voor bedrijven en stankonderzoek als verplicht onderdeel van nieuwe vergunningen via de Milieueffectrapportage en gezondheidseffectrapportages (PvdD);
  • Naast een milieueffectrapportage, wordt bij plannen voor (potentieel) vervuilende activiteiten ook een gezondheidseffectrapportage verplicht, zodat duidelijk wordt wat het effect van het plan is op de gezondheid (PvdD);
  • Strengere handhaving (D66). Omgevingsdiensten en de GGD moeten beter toegerust worden om schadelijke uitstoot te voorkomen, handhavend op te treden en vergunningen in te kunnen trekken (CU). We willen dat Nederlandse omgevingsdiensten -in lijn met die van andere landen -toegerust worden om overtredingen van de vergunningsnormen met behulp van nieuwe technologie te monitoren en conform te beboeten (VOLT);
  • Handhaving: Bedrijven die de regels aan hun laars lappen, pakken we hard aan. Bedrijven die eerlijk zakendoen, geven wij ruimte. We investeren in inspectiediensten zoals de ILT (SP);
  • We pakken de uitstoot van schadelijke stoffen in de lucht van de industrie, mobiliteit en luchtvaart aan (CU);
  • Een landelijke groennorm invoeren. Elke wijk krijgt minimaal 30 procent groenoppervlak, elke woning ligt op maximaal driehonderd meter van een groene plek, en drie bomen moeten zichtbaar zijn vanuit elk huis (PvdD). Investeren in groene en gezonde buurten (D66);
  • De geitenhouderij wordt binnen één jaar beëindigd. Er komt hiertoe een onmiddellijk fokverbod (PvdD);
  • Houtstook volledig aan banden leggen (PvdD);
  • Een belasting voor de industrie voor luchtvervuiling (NOx, fijnstof, zwaveldioxide). De hoogte van de belasting komt overeen met de omvang van de milieuschade (VOLT);
  • Voor intensieve varkens-, geiten-, kalver-en kippenhouderij zal minder ruimte zijn, en zij moeten meer bijdragen aan vermindering van risico’s voor de volksgezondheid (NSC).

Interessant verschil in aanpak van vervuilende bedrijven: soms wordt gekozen voor sluiten, soms voor investeren in vergroenen. Enerzijds de SP: Investeren in een sterke, innovatieve en schonere economie. Dit doen we onder andere bij Tata Steel in IJmuiden, bedrijven op Chemelot in Limburg of in de Rotterdamse Haven. Ook schept de overheid goede randvoorwaarden en heldere regels. Anderzijds de PvdD: Er wordt direct opgetreden tegen de ziekmakende vervuiling van Tata Steel. De onderhandelingen over maatwerkafspraken van Tata Steel worden per direct gestopt.

Thema 7. Infectieziekten.

Na SARS, MERS, Mexicaanse griep en met name Covid 19 zou je denken dat politieke partijen aandacht besteden aan voorbereiding op de volgende pandemie. Maar dat is niet het geval, alleen PvdD doet dat. Enkele maatregelen:

Er komt voldoende capaciteit en expertise bij de ministeries van Volksgezondheid en Landbouw op het dossier zoönosen.

Het ministerie van Volksgezondheid krijgt altijd de regie over de preventie en bestrijding van dierziektes die over kunnen springen op mensen en krijgt de mogelijkheid om hier uit voorzorg op in te grijpen.

Gezondheidseffectrapportages worden verplicht bij alle projecten met risico op zoönosen om de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van omwonenden in kaart te brengen en om nieuwe uitbraken van dierlijke infectieziekten te voorkomen. De pandemievoorbereiding versterken: er komt een strategische voorraad beschermingsmiddelen, testcapaciteit, vaccins en medicijnen. Transparantie, informatievoorziening en publieke betrokkenheid zijn hierin cruciaal

Twee andere partijen (VVD, VOLT) besteden aandacht aan de vaccinatiegraad:

  • HIV-epidemie een halt toe roepen door PrEP in Nederland laagdrempelig en breed beschikbaar te maken en te vergoeden vanuit de zorgverzekering (VOLT);
  • Vaccinatiegraad verhogen door meer voorlichting via huisarts, consultatiebureau, de kinderarts, het Rivm en de kinderopvang (VOLT);
  • Initiatiefwet om niet-gevaccineerde kinderen niet langer toegang tot het kinderdagverblijf te geven als de vaccinatiegraad te laag is (VVD);
  • Vaccinatiegraad verhogen door een meer wijkgerichte aanpak, met informatie op maat, priklocaties dichtbij en zorgprofessionals in de buurt (GroenLinks-PvdA).

Thema 8. Mondzorg

Een thema dat in bijna alle politieke programma’s wordt genoemd is: mondzorg. Tien van de veertien politieke partijen willen de tandarts, mondzorg weer in het basispakket (PVV, FvD, Denk, PvdD), anderen hebben het over de jaarlijkse tandarts controle in het basispakket (NSC, D66, GroenLinks-PvdA, SP). CU voegt aan de jaarlijkse controle ook het vullen van gaatjes toe. VOLT wil preventieve en acute mondzorg in het basispakket.

Zoektermen voor internet

Paul van der Velpen, preventie, verkiezingsprogramma’s, verkiezingen, volksgezondheid, bewegen, roken, alcoholgebruik, voeding, mentale gezondheid, vaccinatiegraad, fysieke omgeving, mondzorg


1 De verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen die nu in de Tweede Kamer zitten zijn vergeleken. Omdat DENK ten tijde van het opstellen van dit overzicht geen nieuw verkiezingsprogramma heeft, is gekeken naar het programma 2023-2025.