Door Karel-Peter Companje, medisch historicus.

Inleiding: sectie op dieren en beeldvorming op het menselijk lichaam

Tot het midden van de zestiende eeuw beheerste de manier waarop naar dieren werd gekeken en over dieren werd gedacht voor een groot deel de beeldvorming over het inwendige van het menselijk lichaam en de christelijke en maatschappelijke moraal.

De blik op het inwendige van de mens werd bepaald door de manier waarop in de Griekse en Romeinse tijd over sectie werd gedacht. Het was in de klassieke tijd gebruik dat, om kennis over het menselijk lichaam te verwerven, sectie of vivisectie werd verricht op dieren. In de Griekse en Romeinse wetenschappelijke traditie was het taboe om sectie te verrichten op menselijke lichamen. De doden en hun resten veroorzaakten bezoedeling, brachten onheil en waren onrein. In de Hippocratische geneeskunde van de vijfde en vierde eeuw voor Christus was kennis van de menselijke anatomie te danken aan toevalsanatomie bij zwaargewonden, maar vooral aan analogieën van de dierenanatomie.

Hippocrates met zijn eed

Beeldvorming

Dat leidde tot, voor onze begrippen, vreemde beeldvorming over organen. Zo ging men bij de milt uit van lange dunne milten van honden, waarbij verhouding van de lengte tot de breedte 5:1 kan zijn. De menselijke milt is echter halfrond, met een lengte-breedteverhouding van 2:1. Totdat in de zestiende eeuw sectie op menselijke lichamen gebruikelijk werd, dacht men naar analogie van de hondenlever dat de menselijke lever vijf lobben had in plaats van twee.

Anatomie van de hond

De praktische mogelijkheden om in de Romeinse tijd anatomische kennis te verwerven waren beperkt. De filosoof en arts Rufus van Efese (±100 n.Chr) liet zijn leerlingen naar een slaaf kijken. Dan moesten zij zich de namen van de uitwendige lichaamsdelen inprenten. Daarna werd hen bijgebracht hoe de inwendige lichaamsdelen werden benoemd door sectie te plegen op een dier. Want ook al is alles niet volstrekt eender bij de mens en bij het dier, niets belet je tenminste de hoofdkenmerken van ieder deel te leren kennen.

Rufus van Efese

Claudius Galenus (129-199), de Grieks-Romeinse arts die met zijn opvattingen over de bloedcirculatie en lichaamssappentheorie 1500 jaar de westerse geneeskunde domineerde, adviseerde om bij secties vooral op apen te oefenen. Ook bij chirurgische ingrepen zelf, voor zo ver wij ze telkens verrichten door soms rot vlees weg te snijden, soms botten te verwijderen, wordt de overeenkomst duidelijk aan degenen die tevoren hebben geoefend. De kennis van de van de anatomie, gebaseerd op de dierlijke morfologie en direct geëxtrapolieerd naar de mens, was eeuwenlang onaantastbaar.

Dierlijke anatomie en het woord van God

In de Middeleeuwen bleef de idee bestaan dat de anatomie van het dier vergelijkbaar was met die van de mens, maar daar werd een morele en psychologische component aan toegevoegd. Het bestiarum kon in de Middeleeuwen met het woord van God wedijveren in populariteit: beschrijvingen van flora en fauna werden vaak afgerond met een christelijke duiding.

Pagina uit het Aberdeen bestiarum (twaalfde eeuw)

Jacob van Maerlant (±1230-1300) verklaarde in zijn Rijmbijbel dat God de mens dieren heeft gegeven om zijn leven te verlichten: beesten heten ze omdat ze ons bij-staan. Daarnaast gebruikte Van Maerlant dieren om de feodale standenmaatschappij te schetsen: de giervalk die zich op de adelaar, de koning der vogels, stort was het zinnebeeld van laaghartige vazallen, die zich tegen de gevestigde macht verzetten. Wie als de giervalk buiten de godgegeven orde trad, verstoorde de wereld zoals die behoorde te zijn. In die orde steunde de vazal zijn heer, beschermde de heer de arme en zorgde clerus voor het heil van het volk.

Pagina uit de Physiologos

In het boekje Physiologos werd verhaald dat de bever zijn geneeskrachtige teelballen zou afbijten wanneer hij jagers zag naderen. Dit werd geïnterpreteerd als symbool van de zondige mens, achtervolgd door de duivel. Want de jager is de duivel, hem behoren hoererij, ontucht en doodslag. Scheur die van je af en hij zal je met rust laten, opdat ook jij zult zeggen, mijn ziel is als een vogel, ontkomen aan de strik der vogelvangers. De Physiologos werd vermoedelijk in de tweede eeuw samengesteld en tien eeuwen lang door de kerk gebruikt om aan de hand van beschrijvingen van dieren christelijke waarden, leer en dogma’s uit te leggen.

Verbreking tussen het beeld van de inwendige anatomie en gebruik van dieren

De verbinding tussen het beeld van de inwendige anatomie, christelijke en maatschappelijke moraal en het gebruik van dieren en dierenbeelden werd vanaf de zestiende eeuw verbroken. Johan van Beverwijck (1594-1647) meldde in zijn Schat der Gesondheyt dat Galenus zijn bevindingen uit de sectie van apen combineerde met het Aristotelische uitgangspunt dat alles in het lichaam een doel had en dus logisch te beredeneren viel. Niet al zijn conclusies waren echter juist, aldus Van Beverwijck. Vanaf de Renaissance werden volgens Van Beverwijck op grote schaal menselijke lichamen onderzocht en wankelden Galenus’ denkbeelden.

Johan van Beverwijck

Voor de modernisering van het anatomisch beeld was voor Van Beverwijck vooral het werk van Andreas Vesalius (1514-1564) belangrijk. Vesalius zocht verklaringen voor zijn bevindingen tijdens secties op menselijke lichamen en de opvattingen van Galenus in zijn De Humani Corporis Fabrica Libri Septem. Hierin beschreef hij de menselijke lever met twee lobben, in plaats van de Galeense hondenlever met vijf lobben. Het ging Vesalius niet om theoretische vragen, maar om feitelijke constateringen op grond van waarnemingen.

Rechtsonder Claudius Galenus, linksboven Andreas Vesalius

Ondanks deze vernieuwingen werden dieren voor secties gebruikt om de menselijke anatomie te bestuderen, maar men was zich bewust van de verschillen. Zo verwierp William Harvey (1578-1657) de Galeense bloedsomloop door zijn eigen ontdekking van de menselijke bloedsomloop na vivisectie op honden.

De verbinding tussen christelijke en maatschappelijke moraal en het dier werd verbroken door de reformatie. Volgens de protestantse theologie was de ban tussen God en de mens individueel. De clerus verloor zijn macht om door middel van dierlijke beelden de christelijke leer en dogma’s te verklaren. De feodale standenmaatschappij werd in de loop van de zestiende en zeventiende eeuw mede door de godsdienstoorlogen in West-Europa vervangen door een maatschappij waarin de verhoudingen tussen vorst, burgerij en adel werden herijkt. De beeldvormende band tussen mens en dier verdween. De liefhebbende band tussen mens en dier werd steeds sterker. Kijkend uit mijn raam zie ik een oude vrouw met haar hondje in een kinderwagen. Worden wij onze hond?

Literatuur:

Zoektermen voor internet

Karel Peter Companje, historisch feitje, sectie, honden, vivisectie, Vesalius, Galenus, Johan van Beverwijck, anatomie