Guus Schrijvers interviewt Jos de Blok, eigenaar van Buurtzorg.
Besproken Transformatieplan: De buurt als ecosysteem voor maatschappelijke gezondheidszorg, Wijkverpleging Alliantie, 2024.
Door Guus Schrijvers, redacteur
Om de zorg toegankelijk te houden is het van groot belang dat de zorg anders en dichtbij wordt georganiseerd, het informele netwerk van mensen wordt versterkt en er ontstaan meer sociale verbindingen tussen mensen. Die uitdagingen gaat de Wijkverpleging Alliantie aan met het transformatieplan De buurt als ecosysteem voor maatschappelijke gezondheidszorg. De alliantie is een samenwerking tussen zestien grote wijkverpleging organisaties verspreid over heel Nederland. Samen bieden zij 60 tot 70 procent van de wijkverpleging aan in Nederland. Hieronder volgen:
- een samenvatting van het transformatieplan,
- een toelichting erop door Jos de Blok, eigenaar van Buurtzorg, een van de genoemde zestien wijkverplegingsorganisaties,
- een nawoord van de redacteur.
Het plan op hoofdlijnen
Zorgverzekeraars Coöperatie VGZ en Zilveren Kruis hebben het transformatieplan in 2024 goedgekeurd. Met de goedkeuring kan de alliantie met een budget van 40 miljoen euro aan IZA-geld starten met de transformatie naar een maatschappelijke gezondheidszorg. Zij willen hier buurten in heel Nederland bij betrekken. De alliantie start met 20 buurten en heeft de ambitie dat er 100 buurten aangesloten zijn in 2027. Het plan is opgebouwd aan de hand van vijf thema’s: (1) Preventie als mindset, (2) Integrale eerstelijnszorg, (3) Behandeling thuis, (4) Zorgzame buurten en (5) Lerende buurten en duizend in 2029. De website De buurt als ecosysteem biedt de lezer met weinig tijd de kans om in enkele minuten kennis te nemen van de vijf thema’s. Hieronder komen deze achtereenvolgens aan de orde, waarbij ik vooral aandacht besteed aan aspecten die voor leidinggevenden in de zorg (dat wil zeggen: lezers van de Nieuwsbrief Zorg en Innovatie) interessant zijn.
1. Preventie als mindset
Positieve gezondheid, sociale benadering, reablement en duurzame inzetbaarheid van informele netwerken zijn in dit thema het uitgangspunt. Het plan reikt een parallelle aanpak aan voor mindset-verandering bij professionals en bij buurtbewoners.
Stap 1: Wijkverpleegkundigen en andere zorgprofessionals nemen deel aan webinars over onder meer versterking van informeel netwerk en nieuwe rollen in buurt en wijk: focus op preventie. Buurtburgers die willen bijdragen aan preventie, worden uitgenodigd door zorgprofessionals. De Alliantie zet een online kennisplatform op met informatie over gezondheid en vitaliteit, waardoor burgers kennis en vaardigheden kunnen opdoen. Daarnaast geven huisartsen en wijkverpleegkundigen voorlichting aan burgers en netwerken.
Stap 2: Ontwikkelen en integreren van interventies in het primaire proces, bijvoorbeeld door holistische verkenning over langere periode in plaats van indicatiestelling op één moment: met nieuw instrumentarium kijken naar familie, netwerk, hobby’s, coping strategieën en inzet van arbeidsbesparende zorgtechnologie. Meer tijd voor professionals om familie-netwerkgesprekken te doen. Daarnaast komen er voor burgers initiatieven voor collectieve preventie en gezond gedrag.
Stap 3: Verankeren interventies/ benaderingen in opleiding & scholing: van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Dit gebeurt via voorlichting, training en coaching. Ontwikkeling van de leergang preventie als mindset. Buurtbewoners zetten informele netwerken op. Zorgprofessionals ondersteunen hen hierbij.
Stap 4: Er komen ketenoverstijgende standaarden voor preventie door huisartsen en wijkverpleegkundigen.
2. Integrale eerstelijnszorg en 3. Behandeling thuis oftewel verplaatsing ziekenhuiszorg
Om ontwikkelingen op populatieniveau inzichtelijk te maken, worden buurtbeelden en live dashboards ontwikkeld. De dashboards worden gevoed met data van openbare bronnen (bv. CBS, Vektis, gemeenten) en andere bronnen (bv. verzekeraars, huisartspraktijken). Ter inspiratie geldt de datawerkplaats mentale gezondheid Drenthe. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt wat de impact is van buurt-/ wijkinterventies & programma’s. Deze dashboards worden regelmatig door de huisarts/ wijkverpleegkundige besproken. Door anders om te gaan met zorgvraag en de focus zwaarder te leggen op zelfredzaamheid, netwerkzorg, preventie en buurt-/ populatieaanpak verwacht het plan bij te dragen aan meer behandeling thuis. Voor dit thema hebben de zestien initiatiefnemers gezamenlijk een aantal aannames gedaan op basis van onze praktijkervaring en ambitieniveau:
- Wijkverpleging: 20-30% minder ureninzet per cliënt. Door anders om te gaan met zorgvraag. Focus op zelfredzaamheid, netwerkzorg, preventie, buurt-/ populatieaanpak.
- Huisartsenzorg: 10-20% minder consulten per patiënt. Door substitutie naar wijkverpleging.
- MSZ: 20-30% minder opnames per kwetsbare oudere door behandeling dichtbij.
- 10-20% kortere ligduur voor kwetsbare ouderen door meer expertise in de buurt/ wijk.
Hiernaast is ook impact te verwachten op verloop en verzuim en op praktijkopvolging.
4. Zorgzame buurten
Onder dit thema vallen de volgende activiteiten:
- Realiseren van ontmoetingsplekken: bv. buurthuis, gemeenschappelijke ruimte, buurttuinen, dementievriendelijke buurten, Alzheimer café. Dit is afhankelijk van visie op de buurt en van woonzorgvisies.
- Faciliteren van reden tot ontmoeting: ontmoetingsplekken zijn niet voldoende. Burgers moeten reden hebben om elkaar te ontmoeten, bv. gedeelde hobby of hetzelfde gezondheidsprobleem (diabetes, mobiliteit/rollator). Het fysieke contact zorgt ervoor dat burgers meer voor elkaar willen doen.
- Het versterken van lotgenotencontacten door mensen aan elkaar te verbinden die dezelfde problemen hebben
- Professionals worden getraind en krijgen handvatten om vrijwilligers/ mantelzorgers en burgers op het juiste moment actief te betrekken in de zorg.
5. Lerende buurten
- In het transitieplan wordt de kennisoverdracht op verschillende manieren gefaciliteerd: Formele route: Professionals delen kennis met elkaar door maandelijkse intervisies. Hierin worden het buurtbeeld, uitkomstendashboard, de ingezette interventies en de ervaringen met elkaar doorgenomen. De intervisies leveren 1-2 keer per jaar een buurtverslag op. Deze wordt met de buurtbewoners gedeeld. De professionals delen praktische kennis met de buurt via een platform. Dit is bedoeld om vaardigheden aan te leren voor meer zelfredzaamheid, eigen regie en netwerkzorg. Daarnaast zijn professionals actieve kennisdelers door burgers en vrijwilligers/mantelzorgers te trainen en te coachen.
- Informele route: cliënten/ patiënten, vrijwilligers/ mantelzorgers en burgers worden ingezet om andere burgers te ondersteunen om kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Bv. ouderen die elkaar lesgeven en ondersteunen bij praktische zaken, om de inzet van ervaringsdeskundigheid te vergroten.
Het implementatieplan
Om deze vijf thema’s te realiseren bevat het transitieplan vanaf pagina 40 een implementatieplan. Dit geeft antwoord op vragen zoals: Wat doet de Alliantie wanneer? Hoe kiest zij de juiste buurten en hoeveel? Met welke externe partners gaan zij aan de slag? Wat is de juiste governance zonder de zelfsturing van buurtwerking te ondermijnen? Ik noem enkele opvallende antwoorden:
- Criteria om buurten te selecteren zijn: enthousiasme van eerstelijnsprofessionals, er zijn burgers betrokken, goede samenwerking in de keten, sociaal netwerk is goed georganiseerd, wijkverpleging werkt al goed samen met huisartsen, sociaal domein en ziekenhuis, professionals hebben tijd en competenties om plannen zelf uit te werken en uit te voeren. Op basis hiervan zijn de eerste twintig wijken gekozen. Ik verwijs hiervoor naar de genoemde website.
- Elke buurt ontwerpt een eigen buurtplan op basis van een eigen buurtagenda en buurt- en regiobeelden. Het ontwerpteam bestaat uit vier tot zes personen: De projectcoördinator (aangesteld vanuit de alliantiepartner), twee kartrekkers (waaronder een wijkverpleegkundige), vertegenwoordiger vanuit burgers, huisartsen, sociaal domein en gemeente.
- Bij een buurtplan hoort een buurtbegroting. Hiervoor heeft de alliantie een format ontworpen. Het ontwerpteam of een aparte begrotingscommissie stelt in één middag de buurtbegroting op.
In de eerste jaren van het plan verkent de alliantie de samenwerking met het sociaal domein verder. Die is gericht op het verder ontwikkelen van de rol van burgers en van informele netwerken. Dat doet de alliantie met Sociaal Werk Nederland, Nederland Zorgt Voor Elkaar en Senioren Netwerk Nederland.
Evaluatie van het project
De alliantie monitort en beoordeelt tijdens het project de voortgang. Het transitieplan noemt bij elk van de vijf thema’s indicatoren voor deze monitoring. Na afloop van het project in 2029 checkt de Alliantie de business case (buca) die het laatste onderdeel vormt van het transformatieplan. Deze buca valt uiteen in twee lijnen. Bij thema 2 en 3 (integrale eerstelijn en zorg dichtbij) vindt een buca plaats voor de Zorgverzekeringswet. De alliantiebuurten zouden dan vergeleken met de niet-alliantiebuurten 15 procent minder uren inzet moeten tonen van zorgprofessionals. Hierbij zijn met de zorgverzekeraars Key Performance Indicators afgesproken voor de twintig al geselecteerde wijken die drie jaar lang worden bijgehouden.
BIJ de thema’s 1. Preventie mindset, 4. Zorgzame buurten en 5. Lerende buurten vindt geen buca plaats, niet vooraf en ook niet achteraf. Wel vindt een evaluatie plaats op basis van vergelijkende monitoring van alle wijken. Al met al, verwacht de Alliantie dat in 2033 (bij landelijke opschaling van de eigen resultaten) het personeelstekort met bijna 35 procent is verlaagd (medisch specialistische zorg 23% en huisartsenzorg zo’n 40 procent).
Tot zover het Transactieplan, waaraan een financieel hoofdstuk ontbreekt. Ik stelde Jos de Blok enkele vragen over de besteding van de 40 miljoen transformatiegeld dat is toegekend.
Beste Jos, dank dat je tijd voor de Nieuwsbrief vrij maakt. Mijn eerste vraag is: Waaraan wordt de 40 miljoen euro besteed?
JdB: “Uit de veronderstelling dat mensen nieuwe kennis en vaardigheden moeten krijgen om anders te werken, is er een opleidingsprogramma voor alle deelnemende professionals en voor informele netwerken. Daar gaat een groot deel van het geld naartoe. Een ander deel van het geld gaat naar het opzetten en de instandhouding van samenwerkingsvormen binnen het thema integrale eerstelijn. Ook gaat er geld naar de samenwerking tussen wijkverpleging en huisartsenzorg. Die kan anders: met meer verbinding en meer effectiviteit. Daarvoor moeten werkwijzen worden ontwikkeld die dat ondersteunen. Bijvoorbeeld dat de wijkverpleegkundige de rol van de praktijkondersteuner gaat invullen. Ook de afstemming en de driehoek huisarts- maatschappelijk werk- wijkverpleging moet opnieuw worden ontwikkeld.
Daarna gaat er geld naar infrastructuur, dat wil zeggen naar ruimtes om de samenwerking te faciliteren. Daar gaat die 40 miljoen ongeveer naartoe”
Wie maakt de 40 miljoen euro over aan wie?
JdB: “De verzekeraars, Zilveren Kruis en VGZ, die verantwoordelijk zijn namens de verzekeraars, maken het geld over aan Buurtzorg. Dat geldt voor zo’n 85 procent van de inkomsten. Er is nog discussie over dat deel van het sociaal domein. Dat zou uiteindelijk via SPUK, dat wil zeggen via de gemeenten moeten verlopen. Buurtzorg verdeelt alle inkomsten over alle partijen.”
Mogen jullie een buurtactiviteit voor een groep subsidiëren die preventie bevordert?
JdB: “Ja dat mag. Want dat zijn activiteiten die direct verbonden zijn aan professionals en waar nu geen betaaltitel voor is. Die kunnen vanuit die 40 miljoen betaald worden. Dat gaat deels om activiteiten die door of een huisarts of een wijkverpleegkundige of een fysiotherapeut worden uitgevoerd en die passen in het programma. In het programma zijn allerlei activiteiten afgesproken. En voor die activiteiten die zijn goedgekeurd mag een factuur gestuurd worden. En als dat activiteiten zijn die structureel een daling van het volume opleveren, dan moeten de aanspraken voor bijvoorbeeld wijkverpleging verbreed worden. Dan wordt preventie een onderdeel van de wijkverpleging. Dat is uiteindelijk het doel waar we in een aantal jaren naartoe werken. Maar die activiteit zoals je die noemt in je vraag, hangt af van wie die activiteit doet. Als dat door burgers zelf gebeurt, dan zal dat waarschijnlijk onder de noemer van de gemeente moeten vanuit de genoemde SPUK-middelen. Dan valt het onder het sociaal domein. De bekostiging via het Sociaal Domein staat volop ter discussie binnen VWS, de regering en het parlement.”
Hebben jullie een meerjarenafspraak gemaakt met Zilveren Kruis en VGZ over het maximaal te declareren aantal uren wijkverpleging?
JdB: “Ja. Voor die 20 buurten, die aan het begin van dit artikel aan bod komen, is de afspraak is dat wij in drie jaar tijd een daling van 15% van het zorg volume laten zien.”
Vergelijkbare projecten in het Engeland, Zweden en Duitsland leidden regelmatig tot verschil van mening tussen financiers en uitvoerders in de innovatieve regio’s over de vraag of de KPI’s zijn gehaald. Hebben jullie in de contracten met VGZ en ZK afspraken gemaakt over bijvoorbeeld arbitrage bij verschil van mening, zodat je er snel samen uitkomt?
JdB: “De afspraak is vrij simpel. Wij houden bij hoeveel uren wijkverpleging wij draaien in die 20 buurten. Daar ben ik een groot voorstander van. En omdat we dat als onderdeel van het project doen, is dat heel makkelijk te monitoren. Wat de daling van de uren in de loop van de jaren is, daar kan geen verschil van mening over bestaan. Het is geen lumpsum die wij ontvangen.”
In het transformatieplan komen arbeidsbesparende digitalisering en verlaging regeldruk niet als aparte projecten naar voren. Wil je er nu iets over zeggen?
JdB: “Er zit wel een belangrijk stuk van het gebruik van informatietechnologie in, maar daar hebben we geen aparte indicatoren voor afgesproken. We zien dat als een onderdeel van wat we overal toch al doen. We hebben in ons transformatieplan de nadruk gelegd op het veranderen van patronen in het omgaan met gezondheid. En natuurlijk is digitale ondersteuning een onderdeel daarvan. Maar we hebben geen concrete inschatting kunnen maken van wat digitalisering betekent voor het zorgvolumen in de komende jaren”
Wat drijft jou?
JdB: “Als je het zelf organiserend vermogen van buurten wilt vergroten, dan wordt er ook een duidelijke andere rol van leidinggevende managers in de zorg gevraagd. Als je ziet, hoe dominant burgers de zorgaanbieders vaak ervaren en hoe dat de ruimte om informele activiteiten op te starten of te onderhouden belemmert, dan ligt daar één van de grote sleutels. Wij als bestuurders en als managers moeten ons bewust zijn of worden, dat wij een enorme impact hebben met ons gedrag op de mogelijkheden die er in buurten zijn. Ik kom net terug uit India, Ik heb daar dorpen bezocht, waarbij de dynamiek totaal omgekeerd is. Het uitgangspunt is daar: hoe kunnen we datgene wat er in de buurt aanwezig is, optimaal gebruiken? En, wat moeten mensen in die buurten daarvoor kunnen? Buurtbewoners krijgen daar vele trainingen. Steeds is het uitgangspunt, het oplossend vermogen van die dorpen zo groot mogelijk te maken. In de regio die ik bezocht, loopt een heel programma. Negenhonderd dorpen doen daaraan mee. Dorpsbewoners kunnen over een of meer van zeventien thema’s een training krijgen. Dit voorbeeld staat mij voor ogen: nu werkt het transformatieplan in twintig buurten, wijken of dorpen. In 2027 zijn dat er honderd en in 2029 duizend. En overal is het oplossende vermogen van bewoners, ziek en niet-ziek, in 2032 vergroot. Dat zou geweldig zijn. En dat drijft mij”
Dank voor het interview
JdB: ”Graag gedaan”
Nawoord van het transformatieplan door de auteur
Ik heb met plezier het transformatieplan tweemaal gelezen. Wat er in staat klopt en kan ik niet verbeteren. De vijf thema’s zijn goed gekozen en prima uitgewerkt. De aannames voor de business case zijn ambitieus en onvoldoende expliciet onderbouwd. Verwezen wordt echter naar de ervaringskennis van de zestien deelnemende aanbieders van wijkverpleging, die 70 procent van de Nederlandse cliënten bedient. Dat creëert bij mij voldoende vertrouwen dat de aannames te realiseren zijn. Ik rond af met de opmerking dat twee ontwikkelingen in het transformatieplan weinig aandacht krijgen: de wijze van invoering van 1. arbeidsbesparende digitalisering en 2. de verlaging van de regeldruk. Ik neem aan dat de initiatiefnemers bij hun implementatie en voortgang daaraan ruim aandacht geven.
Over de geïnterviewde
Jos de Blok maakt zich sterk voor minder regels en meer patiënt in de zorgsector. Na eerst zelf wijkverpleegkundige en manager bij thuiszorgorganisaties Sensire en Carint geweest te zijn, is hij nu zelf eigenaar van de thuiszorgorganisatie Buurtzorg. Als kenner van de Nederlandse gezondheidszorg van binnenuit nam hij samen met Jan Rotmans het initiatief voor een nieuwe zorgverzekering. De verzekering is uiteindelijk niet gerealiseerd. De Blok ging verder als coöperatie. (Bron: Wikipedia).
Over Buurtzorg
Het concept van Buurtzorg lijkt op het oude systeem van wijkverpleging, maar is in 2007 opnieuw in een eigentijdse vorm opgezet. Het bedrijf heeft geen andere managers dan de beide oprichters: Jos de Blok en zijn toenmalige partner. Er zijn buurtzorgteams in heel Nederland actief. Een buurtzorgteam bestaat uit opgeleide (wijk)verpleegkundigen samen met wijkziekenverzorgenden. Zo onderscheidt Buurtzorg zich van andere thuiszorgorganisaties en krijgt daardoor ook aandacht vanuit uit het buitenland. Jos de Blok won in 2014 de Engelse Albert Medal for ‘a transformational new model of community health care’. Andere prijswinnaars van de Albert Medal waren o.a. Winston Churchill, Stephen Hawking en Madame Curie. In 2022 reikte het World Economic Forum de Social Innovation Award uit aan Buurtzorg. (Bron: Wikipedia en Skipr).
Zoektermen voor internet
Guus Schrijvers, Jos de Blok, Eerste Lijn, wijkverpleging, transitie, implementatieplan, organiserend vermogen, SPUK, buurten, eerstelijnszorg