Door Arie Jongejan, directeur-bestuurder van ROS Proscoop.

Wat hebben het Integraal Zorg Akkoord, verkorten van de GZZ-wachtlijsten en het opzetten van oncologiezorgnetwerken met elkaar gemeen? Het zijn enkele voorbeelden van projecten en programma’s waarmee ROS Proscoop in Noordoost-Nederland landelijke ontwikkelingen vertaalt naar de regio. Proscoop, gevestigd te Zwolle, is een voorbeeld van een Regionale Ondersteunings Structuur (ROS) in Nederland. Zie afbeelding bij dit artikel. Hieronder licht Jongejan die vertaling toe aan de hand van de genoemde voorbeelden. Voor een uitvoerige beschouwing verwijst hij naar het jaarbericht 2022 van Proscoop. De auteur gaat ervan uit dat de lezer op de hoogte is van de begrippen  IZA, GALA en regiobeelden. De Nieuwsbrief publiceerde al eerder over de relatie IZA en de ROS.   

Integraal Zorg Akkoord: niet-vrijblijvend samenwerken veranderen 

Eén van de opdrachten binnen het IZA is het creëren van regiobeelden, waarin de feitelijke situatie en belangrijkste knelpunten binnen de zorg en gezondheid in de regio worden beschreven. Deze regiobeelden vormen de basis voor de regionale aanpak van het IZA, in combinatie met het GALA. Deze regiobeelden zijn overal in het land op 1 juli opgeleverd. Zij vormen het startpunt van de regionale aanpak van het IZA. En dat in samenhang met de uitwerking van het GALA. 

Voor ons werkgebied zijn op initiatief van zorgverzekeraars en gemeenten, samen met regionale partners zoals GGD, kenniscentra en Proscoop, voor zeven regio’s regiobeelden vormgegeven. Per regio verschilt onze (in)directe betrokkenheid bij de totstandkoming van zo’n (geactualiseerd) regiobeeld én de duiding daarvan. Op basis van een gezamenlijk beeld van de regio wordt voor eind 2023 een regioplan opgesteld. Door het verstrekken van opdrachten en vormen van begeleidingsteams worden, samen met een groot aantal regionale belanghebbenden, inmiddels belangrijke stappen hiervoor gezet. 

Andere overlegstructuren 

Door het (mede) opstellen van de regiobeelden en de voorbereiding op de regioplannen werd duidelijk dat bestaande overlegstructuren vaak niet meer voldoen aan de huidige urgentie en ambities op regionaal niveau. Veel bestaande overlegstructuren zijn vanouds gericht op deelpopulaties (ouderen, jongeren) of thema’s (GGZ). Ook is de ondersteuning te sterk afhankelijk van de regionale context (urgentiegevoel, energie bij partijen, doorzettingsmacht, ondersteuningsmogelijkheden). Het veranderen van deze bestaande overlegstructuren is een belangrijk actiepunt door de komst van het IZA en GALA. We gaan van meer vrijblijvende netwerken (informatie delen en inspireren) naar een governance structuur die meer gericht is op de gehele populatie van een regio (verantwoordelijkheid nemen, aanspreekbaar zijn) en meer verbonden moet zijn met de directe zorg en met directe betrokkenheid van de burger. Het vraagt visie en lef van de betrokken partijen, met name van bestuurders, om de manier van samenwerken te veranderen en hierbij ook nieuwe partijen te betrekken. Deze verandering is nodig, waarbij oplossingen ook buiten de zorg gezocht moeten worden. Voor Proscoop ligt het accent op verbeteren van regionale samenwerking en het versterken van de eerstelijnszorg. Ik licht dit toe aan de hand van twee casussen. 

Weg met de wachtlijsten: de aanpak voor betere GGZ 

In een groot deel van het land vormen zij een bekend probleem: wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg. Het is mooi om te zien wanneer op regionaal niveau resultaten worden geboekt. Zoals bij deze pilot in Apeldoorn en Zutphen. Sinds anderhalf jaar werken daar 25 organisaties samen aan het regionale project Weg van de Wachtlijst. De resultaten van de Transfertafel Apeldoorn-Zutphen, waarvan GGNet de voorzitter is, zijn na één jaar al dermate succesvol dat ze vragen om verdere opschaling. De pilot was gericht op het terugdringen van de wachttijden in de ggz. Mensen die een ggz-verwijzing kregen werden zo snel mogelijk de juiste behandeling geboden in het brede netwerk van mentale gezondheidsorganisaties in de regio. In twaalf maanden tijd werden 600 transfers gerealiseerd. De 600 transfers leverden de volgende resultaten op: 44 procent werd van de specialistische GGZ (sggz) doorverwezen naar andere ‘snellere’ sggz: partijen waar de wachttijden korter zijn. Vijftien procent kon van de sggz naar de basis ggz doorverwezen worden en 10 procent werd door het sociaal domein opgepakt. Ook blijkt uit cijfers dat 40 tot 50 procent van de mensen die bij GGNet in Apeldoorn werden aangemeld in die periode van twaalf maanden elders sneller, beter passend en goedkoper geholpen konden worden. 10% kon zelfs direct in het sociaal domein terecht. 

Om de GGZ-wachttijden terug te dringen in Noordwest-Overijssel tekenden 26 partijen een samenwerkingsovereenkomst.  Concreet gaan de partijen:  

  • Eén centraal aanmeldpunt opzetten voor mensen met mentale klachten in de regio; 
  • Elkaar inzicht geven in de afzonderlijke wachtlijsten en gezamenlijk bekijken hoe vraag en aanbod beter bij elkaar gebracht kunnen worden;  
  • Acute geestelijke gezondheidszorg verbeteren en het versneld inzetten en afbouwen van zorg vóór en ná een dreigende crisis.  

Data gedreven werken in de ggz 

Om wachtlijsten te voorkomen wordt ook ingezet op een andere manier van kijken. Bijvoorbeeld door op een innovatieve manier gebruik te maken van data. Onlangs is de Datawerkplaats Mentale Gezondheid in Drenthe gelanceerd, waarin onder andere GGD Drenthe en Proscoop een belangrijke rol spelen. Datagedreven werken aan de (mentale) gezondheid van alle Drenten is het doel van deze werkplaats. Binnen de Datawerkplaats richten we hiervoor een domein-overstijgend, interactief dashboard in met gezondheidsinformatie. Met de lancering vorige maand van het dashboard maakt de Datawerkplaats de overgang van data naar duiden en het voeren van de dialoog. De volgende stap is het gebruik van de datawerkplaats bij regionale tafels en het gezamenlijk interpreteren van de verkregen inzichten.    

Deel 2 van dit artikel verschijnt op 19 augustus. In dit tweede en laatste deel zet de auteur zijn betoog voort met een tweede casus: het opzetten van oncologiezorgnetwerken. Daarna rondt Jongejan af met een reflectie over de relatie van het IZA  en de regionale praktijk.  

Over de auteur 

Arie Jongejan (1960) werkt als directeur bestuurder bij ROS Proscoop.  Hij was eerder werkzaam in de eerste lijn, bij Bartiméus (zorg, onderwijs en wonen voor blinde- en slechtziende kinderen) en de KNOV (toen beroeps- en ondersteuningsorganisatie voor verloskundigen). Als mede- initiatiefnemer van de ROS Carans en Scoop sinds 2004 nauw betrokken bij de Regionale Ondersteunings Structuren in Nederland. Hij is o.a. lid van de landelijke werkgroep Public Affairs van het ROS-netwerk.  Daarnaast lid (geweest) van diverse adviesraden, redacties, RvT Gezondheidscentra en een woonproject (burgerinitiatief) in zijn woonplaats Nijkerk. Meer informatie vindt u op: Arie Jongejan | LinkedIn en Arie is te bereiken via arie.jongejan@proscoop.nl  

Zoektermen voor het internet:   

Arie Jongejan, data-driven, GGZ, Datawerkplaats Mentale Gezondheid, IZA, overlegstructuren, innovatie, landelijke lijnen, regionale resultaten, innovatieprojecten, ROS