Door Robert Mouton en Guus Schrijvers, redacteuren van de nieuwsbrief.

Inleiding

Wij hebben in de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen op het thema ‘sturing, regio en bekostiging’ gezocht naar de intenties op dat gebied. Dit impliceert vanzelfsprekend dat over het zorgstelsel uitspraken worden gedaan. Wij troffen met de genoemde drie zoektermen goed bedoelde zinsneden aan op het gebied van (1) samenwerking, (2) de rol van de verzekeraar of een verzekering, (3) de regio, (4) budgetten, (5) bijspringen van de overheid, (6) bevoegdheden van de minister, en (7) regionale ziekenhuizen. Deze zijn per politieke partij terug te vinden onder dit artikel als bijlage. In alle gevallen wordt op het eerste gezicht recht gedaan aan uitgangspunten als toegankelijkheid en solidariteit, maar ligt het accent niet of minder op betaalbaarheid en kwaliteit. Deze laatste uitgangspunten horen toch echt bij ons stelsel. Zo lijkt het alsof noch de recente CPB-raming (een stijging van 117 tot 170 miljard euro (9,4% – 10,7% bnp in 2033), noch de volksgezondheid toekomstverkenningen (VTV 2024) van het RIVM in de programma’s vertaald zijn naar gekwantificeerde maatregelen of doelstellingen.

De feiten in het huidige stelsel

Voordat wij inzoomen op de zeven genoemde aspecten willen wij (nogmaals) wijzen op een paar harde feiten zoals die ook in ons huidige stelsel zijn opgenomen. De feiten:

  1. Het zorgveld bestaat voor het overgrote deel uit private rechtspersonen met eigen bestuur, toezicht, codes, verantwoordelijkheden, financiering (banken), contracten (verzekeraars, zorgkantoren en gemeenten), cliënten en beleid. Zij hebben zich via wet en contracten te houden aan tal van voorschriften. De Wet Normering Topinkomens (WNT) is van toepassing en kent voor de sector maxima per klasse. Hoe groter de instelling hoe hoger de klasse. Het hoogste bestuurderssalaris is 246.000 euro.
  2. De zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Zorgverzekeringswet. Zij bestaan geheel uit private rechtspersonen met eigen bestuur, toezicht, (Europese) wetgeving (zie tabel onder dit artikel), verantwoordelijkheden, bekostiging, contracten (met zorgaanbieders), cliënten (verzekerden), beleid etc. Het zijn schadeverzekeraars, premies kunnen niet op basis van inkomen worden vastgesteld. Verzekering is verplicht met deze nominale premies. De bekostiging vindt ook deels via een omweg door een inkomensafhankelijke heffing plaats, maar deze is niet dominant. Deze omweg gaat met een belastingheffing die via een fonds bij verzekeraars terechtkomt en waarmee ook solidariteit wordt bewerkstelligd tussen verzekeraars met verschillende regionale cliëntenprofielen (verevening). En indirect (toeslagen) is er ook sprake van inkomensafhankelijkheid. Op deze manier is toegankelijkheid van en de solidariteit tussen verzekerden geborgd. Zorgverzekeraars zijn ook verantwoordelijk voor de WLZ, zij het dat dit via zorgkantoren per regio en met aparte premieheffing is georganiseerd. Voor bestuurders van zorgverzekeraars geldt niet het algemene WNT-bezoldigingsmaximum, maar een eigen (sectorale) regeling. Dit maximum ligt boven het WNT-maximum, is afhankelijk van het aantal verzekerden en kan oplopen tot 342.000 euro. De verzekeraars hebben zorgplicht.
  3. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de WMO en de Jeugdwet voor hun inwoners.
  4. Het zorgveld (zie 1) is historisch zo gegroeid, dus altijd privaat van aard geweest. De verzekeraars zijn met de fusies tussen de ziekenfondsen en de ziektekostenverzekeraars in de aanloop van de stelselwijziging zo’n 25 jaar geleden alle privaat geworden. Er zijn geen echte regionale monopolies, maar in de praktijk zijn er wel dominante partijen in werkgebieden.
  5. Marktwerking: we onderscheiden drie markten in de ZVW: (1) tussen verzekerde en verzekeraar: dit is de verzekeringsmarkt. Elk jaar kun je als burger kiezen. In het verleden kon iedereen boven de ziekenfondsgrens kiezen, maar iedereen daar onder niet. Aangezien in de andere markt – (2) tussen verzekeraar en zorgaanbieder – gecontracteerd wordt staat de zojuist genoemde jaarlijkse keuze niet los hiervan. De markt tussen verzekeraar en zorgaanbieder is vaak niet in evenwicht: de verzekeraar vraagt vaak te tekenen bij het kruisje. Zij verdiept zich weinig in de bedrijfsvoering en de prikkels van de zorgaanbieder: zij hanteert bijvoorbeeld productieplafonds voor de eigen verzekerden. Hier zijn wel vraagtekens bij te zetten als we het over marktwerking en zorgplicht hebben. De derde markt (3), tussen zorgaanbieder en verzekerde, zou in beginsel natuurlijk de primaire markt moeten zijn, maar, zo blijkt uit het voorgaande, wordt zwaar beïnvloed door de andere twee markten (premiestelling, contracten en contracteerbeleid). Voor een meer uitvoerige toelichting, zie alhier. Voor de WLZ, de WMO en de Jeugdwet liggen de verhoudingen iets anders, maar ook daar is sprake van marktwerking (aanbesteding).

Op grond van deze vijf feiten doemt de vraag op of en zo ja in hoeverre, kan een overheid (nog) ingrijpen in de marktwerking (lees, de drie markten) in het privaatrechtelijke circuit? Wij stellen die vraag met het oog op alle goede intenties in de verkiezingsprogramma’s. Wat niet goed bespreekbaar is in de verkiezingsprogramma’s is dat markten ook positief gedrag bewerkstelligen: keuzes, openheid over kwaliteit (oké daar valt nog op af te dingen), concurrentie op kwaliteit, prijs, toegankelijkheid en vergelijkbaarheid. Bovendien: een verzekerd recht op zorg via de zorgverzekeringswet biedt een sterkere rechtszekerheid dan een voorzieningenwet zoals de Wmo die rechtstreeks betaald wordt uit belastinggeld.

Bovenstaande schets toont het achterliggende frame waar iedere politieke partij mee te maken heeft. Het is ook het frame waarmee en waardoor grote akkoorden tussen veldpartijen en overheden plaatsvinden. Onze insteek is, zoals ook blijkt uit onze eerdere publicaties (zie hier, hier en hier), dat uitgaande van dit frame en de dynamiek die het teweegbrengt, er een andere invalshoek nodig is. Daarbij bepaalt niet een complex veld van aanbieders (verzekeraars, zorgaanbieders, gemeenten) hoe de toekomst er uit moet zien (lees AZWA), maar wordt bepleit dat de burger zodanig gepositioneerd moet worden opdat het stelsel op een democratische wijze toch gestuurd wordt.

Werkt het stelsel?

De vraag die opdoemt en die voor de politiek en de samenleving als geheel relevant is, is: werkt die marktwerking wel (a) bij toenemende schaarste, (b) voor de burger en (c) in een complex systeem van wetten, sturingsniveau’s en sectoren? Het antwoord laat zich raden: al enkele jaren wordt door alle veldpartijen, inclusief de overheden, aangestuurd op minder marktwerking, op meer afstemming, meer domeinoverstijging (zowel binnen als buiten de zorg), meer samenwerking, een nadruk op regionale benadering, minder productieprikkels, aanpak wachttijden, meer preventie, meer gepaste zorg. Ziehier de insteek van de zorgakkoorden in een notendop. Onze wat cynische conclusie is dat dit weliswaar op beleidsniveau prima uitpakt, maar dat de goede voorbeelden nog schaars zijn. Dit is ook logisch, want de kern van de zaak is: sturing zonder macht = nul (planning minus power is zero).

Patstelling: de olifant in de kamer

Het hangt in de huidige constellatie van feitelijke markt- en machtsverhoudingen in de regio dus sterk af van de min of meer toevallige bereidheid van de gezamenlijke zorgaanbieders, zorgverzekeraars en gemeenten of zij zich volgens een akkoord kunnen en zullen gedragen. En als daadwerkelijke sturing door de overheid geen wetsgrond heeft, als de zorgverzekeraar(s) niet gepositioneerd (kunnen) worden – mede omdat zij als schadeverzekeraars eigen belangen hebben in een private markt – dan is sprake van een patstelling. Een patstelling die als een olifant in de kamer, niemand durft te benoemen.

Zeven aspecten uit de verkiezingsprogramma’s1

Laten we dan nu de zeven aspecten kort langsgaan die genoemd worden in de verkiezingsprogramma’s. Sommige zaken zijn hierboven al impliciet aan de orde geweest, die gaan we niet opnieuw benoemen.

  1. Samenwerking. Voor verzekerden/ burgers/ patiënten is het zorglandschap met verschillende werkwijzen en organisatievormen verwarrend. In het IZA en het AZWA staat samenwerking dan ook hoog op de agenda. In één verkiezingsprogramma wordt gepleit voor één loket voor de verschillende verzekeringen en voorzieningen. Samenwerking bij overlegtafels is nog niet hetzelfde als domeinoverstijgend beleid of gezamenlijke uitvoering. Samenwerking wordt vaak gezien als het alternatief van marktwerking, maar marktwerking sluit samenwerking niet uit, als in ieder geval maar duidelijk is dat de samenwerking in het patiëntenbelang is (zie voor meer toelichting alhier).
  2. De rol van de verzekeraar. We lezen uitspraken waarin er per regio één verzekeraar is die ook maar één of twee polissen aanbiedt. Dit lijkt op de droom van een ziekenfonds voor iedereen. Het staat iedereen vrij om een droom te hebben, maar hoe dit bewerkstelligd zou moeten worden zonder uitkoop, enorme schadeclaims en bedrijfskundige ontvlechting, is niet duidelijk. Hoe dit leidt tot vrije keuze van zorgaanbieders is ook onduidelijk. Of contractering en aanbesteding nog aan de orde komen, is een vraagteken. Heeft overigens op die manier de overheid nog iets in de melk te brokkelen? Bepaalt een monopolist-schadeverzekeraar (of getransformeerde sociale verzekeraar) nog of je behandeld wordt? Zijn de gevolgen van een transformatie op het gebied van inkomens, solidariteit, verantwoordelijkheden, macrokosten, acceptatie, premiestelling, verevening en het gebrek aan marktwerking überhaupt onderzocht? Weet men hoe dit in het buitenland (niet) werkt?
  3. De regio, wat is dat? Bij vorige verkiezingen was de regio nog een hot topic. In sommige verkiezingsprogramma’s wordt er nu van uit gegaan dat er al regio’s zijn in de gezondheidszorg. Voor gemeenten gelden natuurlijk de gemeentelijke grenzen, voor zorgkantoren gelden regio’s en in het IZA zijn afspraken gemaakt om op planningsniveau de zorgkantoorregio’s te hanteren. Maar er zijn dus voor het overgrote deel van de zorg geen feitelijke, wettelijk vastgestelde regio’s: alle zorgverzekeraars kunnen alle zorgaanbieders contracteren en alle verzekerden kunnen zich verzekeren bij alle verzekeraars. (Niet alle verzekerden kunnen bij alle zorgaanbieders terecht. De restitutiepolissen bestaan ook niet meer.) Als men het over “de” regio heeft in de programma’s, waar heeft men het dan over? En wie is de baas in de regio? Een private schadeverzekeraar? (Zie alhier voor een nadere beschouwing).
  4. Dit geldt dus qualitate qua ook voor regionale budgettering. Wil men dat bewerkstelligen dan is er eerst een regionale bestuurlijk – juridische entiteit nodig. Als je bovendien op regionaal niveau wilt bekostigen, dan is de verhouding tot de verzekeraar (zie punt 1), je instrument (populatiebekostiging?), je verhouding tot de inkomstenstroom (ZVW) en je verhouding tot de andere regio’s (solidariteit) in het geding. Een enkele uitspraak in een verkiezingsprogramma kan dus legio gevolgen hebben.
  5. Bijspringen van de overheid: In een privaat veld – schadeverzekeraars – past geen bijspringen van de overheid. Dat is niet alleen qua wetgeving lastig (staatssteun), in feite wordt de premiestelling, bekostigingsmethodiek (contractering en tarifering) en het financieringsbeleid van zowel de verzekeraar als de zorgaanbieder in twijfel getrokken. Het trekt bovendien een wissel: zodra bekend is dat deze steun er is veroorzaakt dit een vraag.
  6. De bevoegdheid van de minister. Gezet tegen het frame dat hierboven is geschetst is die niet zo groot. Met de stelselwijziging van 2006 is veel van de sturingsbevoegdheid overgelaten aan de geschetste partijen en de (onvolkomen) marktdynamiek. Ook wij vinden dat een kwalijke zaak. De minister heeft echter wel degelijk nog mogelijkheden op het gebied van wetgeving en via het macrokader zorg (bijvoorbeeld via zorgakkoorden, zij het dat die voorlopig weer dichtgetimmerd zijn). Om de minister bevoegdheden te geven om in te grijpen in de drie markten is zonder forse wijzigingen in de wetgeving echter niet goed mogelijk. Bij één partijprogramma vonden we overigens wel een pleidooi voor een staatscommissie terug die het stelsel onder de loep zou moeten nemen. Dat lijkt ons een goede zaak. Dit is overigens ook terug te vinden in het AZWA.
  7. Regionale ziekenhuizen en SEH’s. Dit is in het kader van de opdoemende concentratievragen en het gebrek aan personeel een hot topic. Veel partijen willen de SEH’s laten waar ze zijn en ook het behoud van de overige toegankelijkheid bepleiten. Uiteraard zijn dat standpunten waar alleen maar via inhoudelijke analyse per casus wat over valt te zeggen. De politiek staat op enorme afstand van dit soort vraagstukken. Wij verwijzen hiertoe naar eerdere publicaties (zie bijvoorbeeld alhier). Ook zaken als partiële budgetbekostiging liggen genuanceerder dan vaak gedacht wordt (zie alhier).

Kortom

De goede intenties ten spijt, sommige partijen impliceren met weinig woorden grote, fundamentele veranderingen in een haperend stelsel, maar verzwijgen de consequenties en de vraagstukken die die weinige woorden op zijn beurt oproepen. Sommige andere partijen menen op het niveau van het IZA en het AZWA – reeds gesloten akkoorden – nogmaals te benadrukken dat samenwerking en domeinoverstijging nodig is.

Wij blijven van mening dat als er geen nieuwe sturingsfilosofie rond vastgestelde regio’s ontstaat in een veld waarin knelpunten rond personeel en betaalbaarheid (zie alhier) dagelijks groter worden, de politiek goede intenties zal hebben, maar dat het daar ook bij blijft. Wij pleiten dan ook evenals één politieke partij voor een staatscommissie. De staatscommissie zou zich dan moeten richten op sturingsmogelijkheden (in de regio) binnen of in een aangepast stelsel waarbij het democratisch gehalte wordt geborgd en tegelijkertijd geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande wettelijke bescherming op het gebied van toegankelijkheid, solidariteit, betaalbaarheid, efficiency en kwaliteit. Dat impliceert ook rationele en berekende koppelingen aan de genoemde CPB- en VTV- voorspellingen en de ontwikkelingen in de arbeidsmarkt. Inspiratie kan verder worden gehaald uit bijvoorbeeld de WRR(1)-, WRR(2)-, SER– en RVS– rapporten ter zake.


Bijlage 1: Zorgverzekeraars als schadeverzekeraars (EU + NL-regels)

OnderwerpEuropese regelsNationale uitwerking (NL)
Juridische statusZorgverzekeraars zijn schadeverzekeraars onder Solvency II.Basisverzekering wordt uitgevoerd door private schadeverzekeraars (Wft).
PremieheffingPremie moet transparant en gelijk per polis zijn; geen differentiatie naar inkomen/gezondheid/risico.Zorgverzekeraar stelt nominale premie vast, gelijk voor alle verzekerden bij die polis.
InkomensafhankelijkheidInkomensafhankelijke premie door verzekeraar is verboden (zou sociale verzekering zijn).Inkomensafhankelijke bijdrage via Belastingdienst, herverdeeld via Zorgverzekeringsfonds.
SolidariteitEU-regels verbieden risicoselectie; verzekeraar moet iedereen accepteren.Solidariteit gewaarborgd via acceptatieplicht, zorgtoeslag en risicoverevening.
SolvabiliteitSolvency II: SCR, MCR, risicomanagement, governance, transparantie.Toezicht door DNB.
Mededinging & staatssteunEU-mededingingsrecht: geen kartels; staatssteun alleen bij “dienst van algemeen economisch belang”.Zorgverzekeringsfonds en verevening zijn toegestaan onder deze uitzondering.
ConsumentenbeschermingRichtlijnen transparantie en informatieverstrekking.Acceptatieplicht en verbod op premiedifferentiatie.

Bijlage 2: Sturing, regio en bekostiging (opmerkingen uit de (concept) verkiezingsprogramma’s 2025)

GroenLinks-PvdA

  • Zorg dichtbij, ook in de regio. Waar je ook woont, de ambulance moet je altijd op tijd kunnen bereiken om je naar een ziekenhuis in de buurt te brengen. We gaan de verschraling van zorgvoorzieningen actief tegen en zetten in op het behoud van streekziekenhuizen. Ook hier kiezen we voor samenwerking boven marktwerking. De acute zorg gaan we financieren op basis van beschikbaarheid en niet langer per verrichte handeling (p.139).
  • Samenwerking in plaats van marktwerking. In de zorg is nog te vaak sprake van concurrentie in plaats van samenwerking. Dat is op termijn niet houdbaar, leidt tot bureaucratie en maakt preventie minder aantrekkelijk. We pakken de doorgeschoten marktwerking aan en passen het zorgstelsel aan zodat samenwerking loont. We stimuleren samenwerking tussen het sociaal domein, de zorg en zorgverzekeraars. Per regio krijgt één verzekeraar de regie en maakt afspraken met zorgaanbieders. Zij bieden één of twee overzichtelijke basisverzekeringen aan, in plaats van het huidige oerwoud aan zorgpolissen (p.141).

SP

  • De zorg wordt weer publiek. We organiseren de zorg samen, zonder markt. Zo garanderen we goede kwaliteit en wordt het goedkoper. We stoppen met aanbestedingen, verbieden budgetplafonds, verbieden winstuitkering in de zorg en halen financiële belangen van bestuurders uit zorginstellingen. Zorgbestuurders verdienen nooit meer dan de minister-president. Geld voor zorg gaat naar mensen en niet naar winsten, consultants of vastgoedtrucs. Dat betekent meer zorg en minder verspilling, omdat gezondheid altijd voor winstbejag moet gaan.
  • Iedere regio heeft recht op zorg. Ziekenhuizen, huisartsenposten en spoedeisende-hulpafdelingen blijven behouden, óók in krimpregio’s. Waar zorg verdween, brengen we die terug. Specialisten gaan in loondienst en ziekenhuizen worden gefinancierd op basis van zorgbehoefte, niet per verrichting. We zorgen dat kraamzorg behouden blijft en schaffen de eigen bijdrage voor kraamzorg af (p.11).
  • We maken de zorg weer collectief, eerlijk en toegankelijk. Het eigen risico schaffen we af, zodat zorg gratis is op het moment dat je hiervan gebruikmaakt. Er komt een nationaal zorgfonds, waarin ook de tandarts, de fysiothe­rapeut en de ggz zijn opgenomen. Dit vervangt de huidige commerciële zorgverzekeraars, zodat zorgverleners met minder bureaucratie te maken hebben. De zorgpremies worden inkomensafhankelijk waardoor 80 procent van Nederland erop vooruitgaat. Mensen met een laag en middeninkomen betalen daardoor minder en hoeven daarom ook geen zorgtoeslag meer aan te vragen (p.12).

PvdD

  • De zorg is geen markt, maar een basisvoorziening. Marktwerking hoort niet thuis in de zorg. Het jaagt kosten op, legt druk op zorgverleners en leidt af van waar het echt om zou moeten draaien: goede zorg voor iedereen. We halen marktwerking daarom zo veel als kan uit de zorg en verdelen de kosten eerlijk (p.95).
  • Het huidige bekostigingssysteem beloont volume en complexiteit: meer of duurdere behandelingen leveren meer op voor de zorgaanbieder. Daardoor verschuift de aandacht van passende zorg naar productie, wat de zorg duurder maakt en leidt tot bezuinigingen. En deze bezuinigingen raken vooral mensen met een laag inkomen of zorgen voor een langere wachttijd. Essentiële zorg – zoals ouderenzorg of huisartsenzorg – hoort niet afhankelijk te zijn van marktprikkels. We organiseren deze zorg daarom als publieke basisvoorziening, lokaal en toegankelijk voor iedereen (p.102).
  • Zorgverzekeraars hebben te veel macht gekregen en doen onvoldoende aan preventie (p.104).
  • Zorgverzekeraars verliezen hun sturende rol. Tot het zorgfonds volledig is ingevoerd, beperken we hun invloed op zorginkoop, selectie en controle (p.105).

Volt

  • Volt werkt toe naar een eenvoudiger (financieel) zorgsysteem, dat samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid stimuleert (p.55).
  • Zorginkopers hoeven alleen in te kopen, te betalen en fraude op te sporen. De waarborgen in het systeem, waar de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Nationale Zorgautoriteit (NZa), Zorginstituut Nederland (ZIN), Autoriteit Consument & Markt (ACM), voor verantwoordelijk zijn, blijven bestaan en worden indien nodig uitgebreid (p.56).

JA21

  • In de zorg dienen patiënt en zorgverlener centraal te staan. Het is tijd voor een dienstbaar, kostenefficiënt systeem dat klaar is voor de toekomst.’ (p.37).
  • Zorg bekostigen op basis van uitkomsten en toegankelijkheid in plaats van productie.
  • Regionale zorgbudgettering (p.39).
  • Gemeenten meer ruimte geven voor passende uitvoering van verplichtingen op lokaal niveau, zonder extra bezuinigingen vanuit het Rijk (p.39).

FvD

  • De zorg in Nederland wordt steeds meer gedomineerd door zorgverzekeraars en bureaucratie. Artsen worden in hun werk beperkt door opgelegde regels en statische indicatoren, terwijl patiënten juist behoefte hebben aan persoonlijke zorg en vrije artsenkeuze. Forum voor Democratie wil dat zorgprofessionals weer de ruimte krijgen om naar eigen inzicht behandelingen voor te stellen, zonder dat verzekeraars of managers hen tegenhouden. Ook willen wij radicaal snoeien in de duizenden zorgindicatoren die ziekenhuizen gijzelen in papierwerk, zodat de tijd en energie weer ten goede komen aan de patiënt in plaats van aan administratie (p.55).

PVV

  • De PVV heeft een groot hart voor de regionale ziekenhuizen. Deze regionale ziekenhuizen hebben belangrijke afdelingen: van een intensive care tot de spoedeisende hulp, geboortezorg of andere verpleegafdelingen. Het kan niet zo zijn dat mensen voor deze zorg onnodig lang naar een ander ziekenhuis moeten rijden. Wij vinden dat deze afdelingen nooit vanwege financiële problemen afgeschaald of gesloten mogen worden. De overheid krijgt hierover weer zeggenschap. Zodra een zorgafdeling in geldnood zit, moet de overheid wat ons betreft bijspringen. De PVV heeft hiervoor geld gereserveerd (p.17).

CDA

  • De minister krijgt bevoegdheden om concentratie en regionale specialisatie af te dwingen.
  • We willen een gelijker speelveld tussen ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra (zbc’s), die zich richten op laag-complexe zorg, door gelijke verantwoordelijkheden, transparantie over kwaliteit en meer differentiatie van de financiering op basis van de complexiteit en de kenmerken van patiënten (p.24).
  • Wij willen ons zorgstelsel toekomstbestendig houden en waar nodig op onderdelen hervormen. De Staatscommissie Zorg komt daarom op korte termijn met concrete voorstellen om de zorg betaalbaar, kwalitatief en beschikbaar te houden. We vragen de Staatscommissie te kijken naar de balans tussen collectieve en individuele verantwoordelijkheid, welke zorg door welke wet geregeld moet worden, met name Wlz ten opzichte van de Zvw en/of populatiebekostiging binnen delen van de zorg hieraan kan bijdragen (p.27).

VVD

  • Kiezen voor goede zorg: Patiënten hebben recht op beschikbare informatie over kwaliteit van zorg en de lengte van wachtlijsten. We verplichten zorgaanbieders daarom om kwaliteitsinformatie en informatie over wachtlijsten toegankelijk te maken voor onderzoeksinstellingen, toezichthouders en financiers. Op basis van deze gebundelde informatie kunnen patiënten onderbouwd kiezen tussen regionale zorg dichtbij of gespecialiseerde zorg verder weg. De afspraken tussen zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten met de welzijn- en zorgaanbieders dienen altijd te gaan over de balans tussen kwaliteit, toegankelijkheid en de betaalbaarheid van zorg. Door in samenwerking tussen deze partijen langetermijncontracten te sluiten, kan welzijn en zorg in een regio structureel worden verbeterd.
  • Ziekenhuizen regionaliseren en concentreren: Eenvoudige ziekenhuisingrepen moeten zoveel mogelijk dichtbij huis plaatsvinden. Als een behandeling in een streekziekenhuis kan, vindt de behandeling bij voorkeur daar plaats. Complexe zorg, zoals oncologie, cardiochirurgie en ernstige zenuw- en spierziekten worden geconcentreerd op aantal centrale plekken, zodat artsen meer kunnen specialiseren en de kwaliteit constant beter wordt (p.76).
  • Onderzoek naar betere samenwerking in de zorg: De lappendeken van de zorg met vier organiserende principes (wijk, gemeente, regio, landelijk), vijf verschillende financieringsstromen (Zvw, Wlz, Wmo, Jeugdwet en de Wet publieke gezondheid) en acht sectoren (publieke gezondheid, welzijn, huisartsen, gehandicaptenzorg, ggz, ouderenzorg en algemene ziekenhuizen, revalidatiecentra en academische ziekenhuizen) moet worden opgeschud, omdat deze historisch gegroeide indeling ketensamenwerking en innovatie onmogelijk maakt (p.78).

D66

  • D66 wil de vijf wetten in de zorg versimpelen. Dat zijn de Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Wet publieke gezondheid (Wpg) en de Jeugdwet. Via een loket en met een indicatie kunnen mensen voor alle zorg terecht, zodat niemand tussen wal en schip valt. (p.33)
  • D66 vindt het belangrijk dat de zorg rekening houdt met culturele, sociaaleconomische en persoonlijke verschillen. De drempel tot zorg en voorkeuren voor behandeling kunnen per persoon verschillen, alsook de manier van omschrijven van klachten of symptomen en het ervaren hiervan. Daarom wil D66 een gezamenlijke aanpak met bindende afspraken tussen zorgaanbieders, professionals, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties (p.35)

NSC

  • Niet-complexe ziekenhuiszorg zoals de meeste spoedeisende hulp, verloskunde en poliklinieken kan het meest doelmatig op regionale schaal worden georganiseerd. We zetten ons daarom in voor het behoud van streekziekenhuizen. Waar nodig passen we de financiering aan op de beschikbaarheid van regionale acute zorgvoorzieningen. Voor topklinische laagfrequente behandelingen kan centralisatie verdedigbaar zijn (p.62).
  • We bouwen voort op het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het Aanvullend Zorg en Welzijnsakkoord (AZWA). We ondersteunen dat er een regionaal samenhangend zorgaanbod komt, waarbij zorgaanbieders, zorgverzekeraars, welzijnswerk en overheden bindende afspraken maken over de toegankelijkheid, beschikbaarheid en betaalbaarheid. Bij regionale afspraken moeten ook de langdurige zorg en gehandicaptenzorg betrokken worden (p.66).
  • Mensen mogen niet klem komen te zitten tussen ‘zorgproducten’. Cliënten en patiënten mogen geen last hebben van de bureaucratische schotten in de organisatie en financiering van de zorg. Zorgaanbieders bieden daarom integraal zorg aan, over de grenzen van de verschillende wetten en financieringsbronnen heen. Samen organiseren zij een knooppunt waar alle woon- en zorgvragen uit de regio voor jeugd en volwassenen bij elkaar komen. Dit ongeacht of het gaat om uit- en instroom vanuit psychiatrie, forensische zorg, verslavingszorg of beschermd wonen (p.66).

SGP

  • Het recht om te kunnen kiezen voor identiteitsgebonden zorg blijft wettelijk én in de praktijk gewaarborgd. De uitholling van dit recht wordt tegengegaan. Dit geldt voor alle zorgwetten.
  • Regionalisering mag niet ten koste gaan van goede zorgaanbieders met landelijke dekking.
  • In plaats van een grote stelselwijziging wil de SGP de knelpunten in en tussen de zorgwetten aanpakken. De beleidsvrijheid voor gemeenten blijft daarbij gewaarborgd. (p.20)
  • De SGP zet in op concentratie van (hoog) specialistische zorg als een middel om kwaliteit van zorg te behouden of te verbeteren, maar nooit als doel op zich. Bij concentratie zijn ziekenhuizen koersbepalend (p.25).
  • Er komen regionale afspraken over de beschikbaarheid en financiering van cruciale ggz (p.26).

CU

  • Een einde aan marktwerking in de zorg. Marktwerking hoort niet thuis in de zorg Het leidt tot prikkels die niet passen bij een samenleving waarin we omzien naar elkaar. Afnemende bereikbaarheid in combinatie met winstuitkeringen geeft een toenemend ongemak. Dit betekent ook dat we de aanbestedingsregels uit Brussel voor de zorg loslaten. Aanbestedingen en concurrentie leiden zelden tot betere zorg. Gespecialiseerde privéklinieken die hoogrenderende inkomsten bij de publieke zorgketen weghouden worden afgebouwd, doordat zorgverzekeraars alleen behandeling in ziekenhuizen vergoeden.
  • Spoedeisende zorg in de regio. We houden posten voor spoedeisende hulp en andere vormen van acute zorg beschikbaar in het hele land. Ziekenhuizen, huisartsenposten, ambulancediensten en wijkverpleegkundige SEH inzet in minder dichtbevolkte gebieden krijgen daarvoor extra geld. (p.47)

BBB

  • Een eenvoudiger zorgstelsel voor zorgpolissen leidt tot minder administratie, meer duidelijkheid en meer geld voor de zorg. Ziekenhuizen vormen het publieke zorghart waarin alle zorg geleverd wordt; zij krijgen een betere vergoeding dan behandelcentra (p.73).
  • Ziekenhuizen met regionale functies. Ziekenhuizen met regionale functies van spoedeisende hulp (SEH), spoedeisende verloskunde en Intensive Care (IC) zijn wezenlijk belangrijk voor de regio. In de bekostiging hoort rekening te worden gehouden met dit regionale belang.
  • Regionale regie op opleidingen. Zorgverleners die een stage of zelfs hele opleiding in een ziekenhuis of zorginstelling hebben gevolgd, blijven vaker behouden voor de regio. Om die reden moet er regionale regie komen op opleidingen en stages.
  • Fonds voor regionale ziekenhuizen. Zorg dichtbij verdient steun. BBB vindt dat iedereen, waar je ook woont, toegang moet houden tot goede ziekenhuiszorg in de buurt. Regionale ziekenhuizen spelen daarin een onmisbare rol. Zij bieden basiszorg dichtbij huis, nemen druk weg van universitaire centra en zijn van groot belang voor leefbaarheid en bereikbaarheid in de regio. Daarom richten we een speciaal fonds op ter ondersteuning van regionale ziekenhuizen. Dit fonds biedt financiële ruimte voor noodzakelijke investeringen in personeel, voorzieningen en samenwerking en helpt bij het voorkomen van sluitingen of schaalvergroting die ten koste gaan van de patiënt.
  • BBB kiest voor een zorgstelsel waarin niet alleen doelmatigheid, maar ook nabijheid en solidariteit centraal staan (p.74).

1 Niet beoordeeld zijn de programma’s van Denk en van de partijen die nu geen kamerzetel hebben

Zoektermen voor internet

Robert Mouton, Guus Schrijvers, editorial, beleidsontwikkeling, verkiezingsprogramma’s, samenwerking, de rol van de verzekeraar of een verzekering, de regio, budgetten, bijspringen van de overheid, bevoegdheden van de minister, regionale ziekenhuizen