Door Paul van der Velpen en Julliëtte van Eerd.
GGZ-Breburg wil de wachtlijst wegwerken èn tegelijk de behandeling innoveren zodat de mensen die de GGZ zorg echt nodig hebben, die tijdig ontvangen en kunnen rekenen op de juiste zorg. Daarom zijn er in het werkgebied met circa 1 miljoen inwoners (o.a. Tilburg, Breda, Waalwijk) vijf mentale gezondheidscentra gecreëerd. Het worden er negen á tien. Mentale gezondheidscentra werken voor alle leeftijdsgroepen, en worden vooralsnog tijdelijk gefinancierd door zorgverzekeraars. Sommige zijn gehuisvest in een gebouw van GGZ-Breburg, andere in een gezondheidscentrum of zijn zelfstandig gehuisvest. Recent verscheen een eerste publicatie.
Hoe werkt een mentaal gezondheidscentrum? Wat zijn de resultaten? Paul van der Velpen ging in gesprek met Julliëtte van Eerd (voorzitter van de Raad van Bestuur van GGz Breburg).
Wanneer ontstond het idee?
Het idee is vanuit verschillende initiatieven ontstaan, o.a. vanuit het gedachtegoed van De goede GGZ, van Jim van Os e.a. en de Herstelondersteunende intake van GGZ Noord Holland Noord. De kern van het gedachtegoed is de vraag: hoe kunnen we samen met andere partijen iemand beter en sneller helpen als er psychische problemen zijn? Toen ik bij GGZ-Breburg kwam, werd er hier al nagedacht over de gedachte om met de regiopartners samen te werken voor betere zorg. Daar kwam bij dat we binnen Breburg de wens hadden om de groeiende wachtlijst weg te werken. Zo is het concept van de mentale gezondheidscentra ontstaan. We bedachten, als we het echt anders willen doen, moet het vóór de conventionele GGZ gebeuren, op het moment dat mensen nog niet in zorg zijn. Echter, als je daar iets gaat doen, dan weet je dat je dat niet betaald krijgt. Maar als je daar in gelooft, dan moet je daarover in gesprek met de zorgverzekeraar. Het mooie was dat zorgverzekeraar CZ op zoek was naar innovaties waarvan zij dachten, “daar hebben onze verzekerden ook echt iets aan.” Zij vonden het een heel mooi concept en durfden de financiering aan.
Hoe verloopt de toeleiding?
De cliënten worden naar een mentaal gezondheidscentrum verwezen door o.a. wijkteams, maar meestal door huisartsen. Huisartsen hoeven niet meer precies te weten wat voor diagnose iemand heeft. Als de huisarts of POH-GGZ denkt “ hier is de problematiek zodanig ernstig of complex, deze cliënt heeft echt een behandeling in de GGZ nodig ”, dan wordt de cliënt aangemeld. Dus de cliënten van mentale gezondheidscentra zijn mensen die regulier verwezen zouden worden naar een GGZ-instelling voor een specialistische behandeling. Mensen kunnen zich niet zelf aanmelden; de huisarts moet eerst vinden dat problemen dusdanig zijn dat een specialistische behandeling nodig is.
Wat is de werkwijze?
De mentale gezondheidscentra worden bemenst door medewerkers van GGZ-Breburg. Zij voeren een verkennend gesprek met cliënten. Dat is een andere manier van werken voor de GGZ-medewerkers. Normaliter, vanuit hun expertise zullen zij beginnen met het stellen van de juiste diagnose en in overleg met de cliënt kijken ze wat voor specialistische behandeling daarbij past. Nu kijken medewerkers op een andere manier. Ze kijken niet “wat is de diagnose, wat zijn je klachten en hoe die te behandelen”, maar stellen de vraag: “waar heb je last van en waar zou je mee geholpen kunnen zijn”? Het antwoord kan zijn dat iemand niet wordt verwezen naar een specialistische behandeling, omdat de cliënt met iets anders beter of net zo goed geholpen is. Iets buiten de GGZ. Dat is een andere manier van werken voor de GGZ-medewerkers. Daar moeten ze aan wennen. De meeste die het doen vinden het inmiddels leuk en merken dat hun expertise er juist toe doet. Maar het is niet makkelijk.
We zijn ook de stappen aan zetten met andere GGZ-aanbieders in ons werkgebied om deze manier van werken in de regio in te zetten, zodat de huisartsen altijd weten dat iemand na een verkennend gesprek altijd naar de juiste partij gaat.
Kun je stellen dat de cliënten die geen specialistische behandeling krijgen, door huisarts of wijkteam verkeerd zijn verwezen?
Dat kun je niet stellen. Ik probeer het altijd als volgt uit te leggen. Stel je gaat met knieproblemen naar de huisarts. Maar als de pijnstilling die de huisarts inzet niet helpt, zal de cliënt worden verwezen naar de orthopeed. Die orthopeed kan beslissen “ja, je moet echt geopereerd worden”. Maar misschien zijn er ook patiënten waarvan hij zegt: dat doen we in eerste instantie niet. Ga bijvoorbeeld naar de fysio. Dat helpt misschien ook. Die diagnose is niet weg. Het kraakbeen is en blijft kapot, maar je bent wel geholpen. Op een andere manier. Als iets anders óók kan helpen dan is het in ons geval handiger om dát te doen, want we hebben al grote wachtlijsten. Als het dan ook goedkoper is en sneller kan worden ingezet, dan kiezen we daarvoor. Maar je moet wel die specialistische expertise hebben om goed te kunnen inschatten: als ik niet behandel, wordt het dan niet erger? Dat is wat we vooral doen in het verkennend gesprek. Als iemand behandeld moet worden, waar kan iemand dan in de regio het best en snelst geholpen worden, dat hoeft niet bij GGZ-Breburg, maar bij een andere GGZ-aanbieder, daar stemmen we dan ook mee af. Opdat zij niet gaan zeggen “die cliënt past hier toch niet”.
We bieden huisartsen ook consultatie, we kijken soms mee bij hun behandelplanbespreking en multidisciplinair overleg voor patiënten die bij de huisarts in zorg zijn. We geven ook medicatieadviezen, want dat is voor huisartsen soms ingewikkeld. We bieden via de mentale gezondheidscentra meer service en samenwerking naar de huisarts.
Krijgen jullie niet de vraag of het wel handig is om die dure behandelcapaciteit aan de voorkant te zetten?
Behandelaren zijn primair opgeleid voor het goed stellen van een diagnose en het goed kunnen behandelen bij specifieke klachten. Wat nieuw is in deze werkwijze, is dat je de expertise van die hoogopgeleide professionals aanwendt voor meer mensen die soms op andere manier met klachten geholpen kunnen worden. Je deelt je expertise en brengt deze deels over aan POH, aan de huisarts en de wijk. Daardoor kunnen meer mensen met hun psychische klachten geholpen worden
De specialist en diens kennis aan de voorkant is ook nodig om risico’s in te schatten. De psychiater kan bijvoorbeeld beoordelen of er een trauma onder zit of dat er sprake is van een risico voor suïcidaliteit, of risico op psychose. Dat moet je wel herkennen en onderkennen. Daar is juist die expertise aan de voorkant dus nodig.
Heb je met dit construct nog wel Praktijkondersteuner Huisarts (POH- GGZ) nodig?
Dat was ook eerste reactie van huisartsen, ga je niet op stoel van ons of de POH GGZ zitten, en kan de poh dit niet? Wij denken dat we iets toevoegen aan de expertise van de POH. Als op voorhand getwijfeld wordt of iemand wel naar GGZ moet, kan een gesprek ook samen met de POH worden gevoerd. Het gaat natuurlijk over cliënten waarvan de huisarts of POH denkt dat ze naar GGZ moeten, vanwege complexiteit of ernst van de klachten. Daarbij denken we dat door deze manier van werken kennis wordt overdragen waardoor wij het over 5 of 10 jaar niet meer of anders hoeven te doen. Die samenwerking is in de toekomst blijvend, waarbij een heel groot deel in de eerste lijn opgevangen kan worden.
De mentale gezondheidscentra worden ook ingezet voor nazorg?
Zeker mensen met complexe en risicovolle problemen wil je soms ook na een behandeling terugzien. Ook al heb je niet alle doelen bereikt dan kun je toch soms zeggen, u kunt wel verder. Maar dan is de zorg van huisartsen soms; “wat als de medicatie niet goed aanslaat of als de medicatie ontregelt?” Dan helpt het om afspraken te maken en samen te werken. Dan kun je de behandeling van cliënten eerder afronden door de directe afstemming onderling.
Wat is de wachttijd voor bezoek aan mentaal gezondheidscentrum?
De mentale gezondheidscentra zijn elke werkdag open. We streven er naar om binnen een week na de verwijzing een verkennend gesprek te hebben. Doordat iedereen zo enthousiast is lopen de wachttijden wat op, maar ze zijn veel korter dan vroeger voor de specialistische behandeling.
Hoe is de verhouding met wijkteams, want die zijn ook bedoeld als overgang van sociaal domein naar medisch domein.
Daarover moeten we veel uitleggen. Omdat mensen ook door de huisarts kunnen worden verwezen naar een wijkteam, of sociaal team. Om de wisselwerking tussen mentaal gezondheidscentrum en wijkteams, daginloop en maatschappelijke opvang te versterken, hebben we die mentale gezondheidscentra ook wijkgericht opgezet. Zij moeten ons laagdrempelig kunnen opzoeken. En als wij na een eerste verkennend gesprek concluderen dat een activiteit in de wijk, of het sociaal domein ook past, dan moeten we elkaar goed kennen. Daarom hebben we bij de indeling van de werkgebieden van de mentale gezondheidscentra op twee dingen gelet. Ten eerste zijn de werkgebieden klein genoeg om partijen in de regio te kennen, maar ook groot genoeg om een goed team te vormen zodat alle expertise in die regio bediend kan worden. Zo kwamen we op werkgebieden van elk 100.000 tot 125.000 inwoners, dus circa 25-40 huisartsenpraktijken, per mentaal gezondheidscentrum.
Zien jullie al dat er minder instroom is op de wachtlijst voor specialistische behandeling?
Van tevoren konden we niet goed een inschatting maken, we zien dat ongeveer 25% van de verwijzingen een andere passende oplossing vindt dan een GGZ behandeling. Dat hadden we niet gedacht.
Hoe evalueren jullie?
We werken met intervisiegroepen om voortdurend met elkaar te bespreken wat we doen, waar lopen we tegenaan en zijn we met de goede dingen bezig. Wat we m.b.t. de evaluatie ook doen, en wat CZ ons ook gevraagd heeft, is onderzoek doen. Dat doen we met de Universiteit van Tilburg. We meten heel veel; onder andere de patiënttevredenheid, de huisartsentevredenheid, het aantal mensen dat wordt aangemeld en dat wel of niet doorgaat voor een behandeling, de behandelduur, de zorgkosten. Voor dit onderzoek hebben we subsidie gekregen. Onderzoek naar de effecten is natuurlijk essentieel voor een nieuwe, innovatieve werkwijze.
Zie je dat andere GGZ-instellingen deze werkwijze gaan volgen?
We werken veel samen met andere instellingen, we hebben als GGZ-sector hierover afspraken gemaakt in het Integraal Zorg Akkoord, om zo te gaan werken. Het prettige is dat wij ook kunnen leren van andere, vergelijkbare initiatieven. Met ongeveer acht instellingen hebben we een leernetwerk en werken we aan één uniforme werkwijze waarvan we gaan zeggen: dit wordt het aan die voorkant van de GGZ.