Door Hiltje de Graaf, internist-oncoloog n.p. en zorgcriticus te Leeuwarden.
Dit artikel gaat over het in opdracht van het ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) door Gupta Strategists (Gupta)binnen het kader van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II (NPPZII) geschreven rapport van oktober 2025 getiteld Hospices in Nederland. Adviezen richting toekomstbestendige inrichting en bekostiging (Gupta Strategists, 2025) en over de negatieve reactie van de landelijke organisatie Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg (VPTZ) Nederland, ook van oktober 2025 (VPTZ, 2025).
Inleiding
In een hospice kunnen mensen in de laatste fase van hun leven wonen, zorg krijgen en sterven in een sfeer, die aan thuis doet denken, 24/7 ondersteund door vrijwilligers en professionele zorgverleners. Ongeveer vier procent van de mensen die in 2024 verwacht stierf, deed dit in een hospice, 18% overleed in een ziekenhuis, 29 procent in een verpleeghuis en 38% thuis (Cijfers plek van sterven, 2025). De hospicezorg is enerzijds een belangrijk onderdeel van de zorg waar meer bekendheid over nodig is. Want dan kunnen mensen aan het einde van hun leven goede palliatieve zorg krijgen. De uitdrukking de olifant de kamer uit behoort dan tot het verleden. Immers deze slogan slaat op het gegeven, dat het ontbreken van het goede, tijdige en proactieve gesprek over de zorg in de laatste levensfase de olifant binnen de kamer is. Anderzijds is hospicezorg een kleine versnipperde groep zorgaanbieders, waarvan het totaal een ingewikkelde organisatie is, waarover herhaaldelijk rapporten verschijnen met voorstellen om deze zorg duurzaam en houdbaar te maken. Eerder heb ik voor de Nieuwsbrief artikelen geschreven die met dit onderwerp te maken hebben, te weten: 1. ‘Proactieve palliatieve zorg en het goede gesprek: minder controle en administratie, maar meer vertrouwen’ (De Graaf, maart 2024). naar aanleiding van een eerder Gupta rapport getiteld de olifant de kamer uit (Gupta Strategists, april 2024) en 2. ‘Palliatieve zorg blijft ingewikkeld, zeker in tijden van schaarste (De Graaf, juni 2025).
Nu is er het Gupta rapport getiteld Hospices in Nederland. Adviezen richting toekomstbestendige inrichting en bekostiging, dat op 15 oktober 2025 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Het riep veel kritiek op in de palliatieve sector, ook al waren er vertegenwoordigers van dezelfde critici betrokken bij dit rapport. Is de hospicezorg een porseleinkast en is dit rapport uiting van het gedrag van een olifant in de porseleinkast? Waar zijn Gupta en de VPTZ het wel over eens en zijn er compromissen mogelijk? Om te begrijpen wie de spelers in het veld zijn schrijf ik hieronder eerst iets over de organisatie van de hospicezorg. Daarna volgt een bespreking der beide meningen. Dan geef ik mijn eigen visie daarop en schat ik in hoe de situatie van uit elkaar liggende meningen zich kan gaan ontwikkelen.
Hospice, netwerken, consortia, zorgkantoren en hospicekoepelorganisaties
In Nederland kwam het eerste hospice in1989; nu ruim 35 jaar later hebben we er ongeveer 250 in de vorm van high care hospices, palliatieve units en bijna-thuis-huizen. De benaming ‘hospice’ is geen wettelijke entiteit en als er tenminste één kamer is bestemd voor verblijf van iemand in de laatste levensfase, dan mag je dit een hospice noemen. Er wordt in Nederland in 65 palliatieve netwerken samengewerkt (Pallialine, netwerken). Deze netwerken vallen onder zeven hospice-consortiaregio’s, die heel Nederland dekken. De consortia zijn breder dan de netwerken en bestaan uit samenwerkingsverbanden, acht netwerken van expertisecentra palliatieve Zorg, 65 regionale Netwerken Palliatieve Zorg (NPZ) en Stichting Palliatieve Zorg Nederland (PZNL). In iedere regio zijn huisartsen, hospices, verpleeghuizen, thuiszorg, ziekenhuizen, vrijwilligers en patiëntenorganisaties betrokken (Palliaweb, netwerken).
In Nederland zijn 31 zorgkantoorregio’s als uitvoeringsorgaan van de Wet Langdurige Zorg, die samenwerken in palliatieve netwerken (website zn, zorgkantoren).
Er bestaan drie koepelorganisaties, die bij hospicezorg betrokken zijn.
- Actiz (geen afkorting) is een koepelorganisatie van beroepsmatige zorg voor onder meer kwetsbare ouderen en chronisch zieken thuis en in instellingen, waarvan ook palliatieve zorg en terminale zorg onderdeel is. Er zijn circa 350 zorgorganisaties, waaronder ook veel hospices aangesloten (website actiz).
- De Associatie Hospicezorg Nederland (AHzN) is de hospicekoepel van vrijwilligers en beroepsmatige zorg (website AHzN). In 2024 waren 40 organisaties aangesloten.
- Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg (VPTZ) Nederland is de hospicekoepelorganisatie van vrijwilligers (website VPTZ). In 2024 waren er 207 organisaties aangesloten bij VPTZ Nederland. Zestien organisaties zijn lid van VPTZ en AHzN. Deze twee laatstgenoemde maken sinds twee jaar gezamenlijk een jaarrapportage (VPTZ en AHzN, 2024).
De conclusies van het Gupta rapport
Het hier besproken rapport is geschreven door Gupta in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Hierbij wordt als doel genoemd, dat er stappen gezet moeten worden richting robuuste en duurzame hospicezorg. Er wordt voortgebouwd op het rapport Versterken Hospicezorg (NPPZ II, november 2024) en op het eerder genoemde Nationaal Programma Palliatieve Zorg II dat loopt tot 2026 (website NPPZ II). Het huidige Gupta rapport kwam tot stand op basis van gesprekken met hospices, veldpartijen en na afstemming met de klankbordgroep van de drie hospicekoepelorganisaties.
Het stuk bestaat uit drie onderdelen. Eerst is er een beschrijving van het hospice-landschap in Nederland. Dan analyseert het de problemen van zorgvragers, betalers en hospices. Tenslotte geeft het rapport aanbevelingen voor de komende vijf tot tien jaar. Het rapport geeft de volgende conclusies:
- In Nederland is het hospicelandschap en zijn de organisatievormen onoverzichtelijk.
- Er is beperkt (structureel) inzicht in de beschikbaarheid, vraag naar en capaciteit van hospices.
- Het is onduidelijk wie de regie gaat nemen bij benodigde uitbreiding van capaciteit.
- Er is beperkt inzicht in en grip op kwaliteit van zorg.
- De huidige bekostigingsstructuur biedt niet altijd de juiste ondersteuning en prikkels voor organisaties en cliënten.
De Gupta-adviezen
Gupta adviseert om in vijf jaar tijd te groeien naar een andere organisatie met twee soorten duidelijk te onderscheiden hospices:
- Hospices met formele 24-uurs zorg en medisch noodzakelijk verblijf. Zij worden daarmee een formele zorgaanbieder voor de wet met een andere bekostiging, namelijk een formele eerstelijnsverblijf (ELV)-bekostiging. Daarmee vervalt de huidige VWS subsidie en scholing.
- Hospices/ alternatieve verblijfplaatsen met informele zorg voor mensen, die geen medische zorg nodig hebben, maar ook niet redelijkerwijs thuis kunnen overlijden. Hier verloopt de bekostiging regionaal via het sociaal domein.
Daarnaast behelst het Gupta voorstel om de VWS-subsidie regionaal in te delen om gericht regionale opschaling te kunnen stimuleren en te voorkomen dat groei van het aantal ‘informele bedden’ in de ene regio ten koste gaat van beschikbare middelen voor andere regio’s waar uitbreiding maatschappelijk gezien mogelijk harder nodig is. Tenslotte wordt ter overweging gegeven om de vrijwilligers-middelen niet via lokale overheden te verdelen, maar via informele fondsen, zonder overheidsgelden, onder de opmerking dat informele zorg in elke gemeenschap zonder overheidsgelden geregeld wordt.
De reactie van de VPTZ op het Gupta rapport
De vrijwilligersorganisatie VPTZ heeft gereageerd op het Guptarapport via LinkedIn. Deze reactie is te vinden op Pallialine (Pallialine Over VPTZ, november 2025).
Ook al was VPTZ onderdeel van de klankbordgroep, zij distantiëert zich van de Gupta-adviezen. De redenen:
- De hospicezorg in Nederland verdient het label ‘precair’ niet, omdat ze kwalitatief goede zorg leveren aan tevreden burgers.
- VPTZ is het oneens met de voorgestelde tweedeling in hospices en de nieuw voorgestelde financiering daarvan. Immers die tweedeling leidt juist tot versnippering van de zorg, minder keuzevrijheid van hospicegasten en tot een verzwaring van de administratieve druk.
VPTZ geeft aan dat een stelselherziening niet nodig en zeker niet gewenst is. Immers vraagstukken die er zijn, vragen om praktische, door het veld gedragen oplossingen. De GUPTA-adviezen sluiten niet aan op projecten die lopen en de voortgang en uitkomsten daarvan doen ze teniet. De VPTZ is transparant over de zorg die ze in hospices leveren en over 2024 is er een gezamenlijk jaarverslag van hen met de Associatie Hospicezorg Nederland (AHzN), de organisatie van hospices van vrijwilligers én beroepsmatige zorgverleners. Een voorbeeld uit dit verslag is dat sinds 2020 het aantal cliënten in de thuissituatie die palliatief ondersteund worden groeit. In 2024 groeide dit ten opzichte van 2023 met acht procent. De verschuiving naar palliatieve zorg thuis valt op en is iets om voor de toekomst mee rekening te houden (registratierapportage 2024).
Belangrijk in de reactie van VPTZ is het rapport Berenschot uit november 2024 en het rapport ‘Versterken Hospicezorg; Onderzoek naar huidige en toekomstig benodigde capaciteit’, geschreven als onderdeel van de NPPZ II en gepubliceerd in maart 2025, waarin aangegeven wordt dat er wél een goed overzicht is over de hospicezorg in tegenstelling tot wat in het Gupta rapport staat. Dat laatste stuk benoemt het gebrek aan overzicht juist als een van de redenen, die ingrijpende veranderingen nodig maken.
Inzoomen op het programma ‘Versterken Hospicezorg’
Het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II (NPPZ II) is eind 2023 samen met de hospicekoepels ActiZ, Associatie Hospicezorg Nederland en VPTZ Nederland gestart met het project Versterken Hospicezorg. Onderzoek naar huidige en toekomstig benodigde capaciteit. De eindrapportage verscheen maart 2025 via Palliaweb en is vreemd genoeg niet via de website NPPZ II te vinden (Eindrapport versterken hospicezorg, maart 2025). De aanleiding tot dit project was het oplossen van knelpunten, die te maken hebben met toename van de vraag naar hospicezorg, de complexere zorg die in hospices geboden moet worden, de krapte in professioneel personeel en in vrijwilligers, waarbij de hospicezorg als een oplossing gezien wordt bij het verschuiven van palliatieve zorg uit de eerste lijn. De eindrapportage besteedt verder aandacht aan capaciteit en kwaliteit van zorg. Het rapport stelt, dat voor zorgkantoren het capaciteitsvraagstuk duidelijk is: de capaciteit moet groeien van 1350 hospiceplekken nu, naar 1600 in 2030. De nadruk bij oplossingen voor problemen wordt hier op regionale projecten gelegd, die oplossingen vanuit het veld moeten aanreiken. Wel wordt geadviseerd om duidelijke opnamecriteria te maken, een capaciteitsplan te maken en meer samen te werken.
Andere reacties vanuit organisaties betrokken bij hospicezorg op het Guptarapport
Op Palliaweb, een initiatief van PZNL, is een reactie op het Gupta rapport te vinden gedateerd op 11-11-2025 (palliaweb, nieuws, november 2025, Guptarapport). Er staat in deze reactie dat Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg (VPTZ) ‘niet tevreden’ is en zich in een eerste reactie distantieert van het rapport. Palliatieve Zorg Nederland (PZNL) vindt het rapport van waarde maar heeft (nog) niet echt inhoudelijk gereageerd op het Gupta-rapport. PZNL is door VWS voor vier jaar aangewezen als regiehouder en hoofduitvoerder van het NPPZ II. Daarnaast is PZNL verantwoordelijk voor informatie geven over palliatieve zorg aan zorgverleners via de genoemde website (Palliaweb.nl) en aan de samenleving (via de website (Palliatieve zorg). PZNL runt verder een webshop voor palliatieve middelen. Ook op de site voor burgers zegt PZNL niets over het Gupta rapport. Ook kon ik geen reactie vinden van AHzN en Actiz, terwijl de mening van professionals in de levenseinde-zorg van grote betekenis is.
Praktijkvoorbeeld
Regelmatig was in mijn praktijk als internist-oncoloog het moment daar, dat de patiënt aan het eind van diens leven geen reden meer had om in het ziekenhuis te verblijven. Dan werd er gekeken naar waar degene het liefst wilde sterven. Soms was dat in het ziekenhuis, maar vaker was dit thuis en heel soms in het hospice. Bij deze laatste optie was het een hele toer voor patiënt, naasten, zorgverleners in het ziekenhuis, de betrokken huisarts, degenen betrokken bij de indicatiestelling om een hospiceplek te vinden. Daarnaast was er de onduidelijkheid of het een bij de patiënt passend hospice was. Vaak ging niet de patiënt, (gezien de ernst van de situatie) maar de naaste in het hospice kijken. Ik hoorde dan terug, dat er weinig te kiezen viel en dat er gewacht moest worden op een plek. Persoonlijk heb ik er altijd moeite mee gehad, dat de sfeer, professionaliteit, mogelijkheden zo slecht van tevoren inzichtelijk zijn en zo erg verschillen, waarbij er uiteindelijk weinig te kiezen valt en je een beetje geluk lijkt te moeten hebben waar je terecht komt.
Mijn reactie in acht punten op de verschillende visies
- Het Gupta rapport zoekt oplossingen voor knelpunten in hospicezorg vanuit de gedachte dat deze zorg gaat groeien de komende jaren, terwijl er minder professioneel personeel zal zijn en ook het aantal vrijwilligers misschien niet toereikend is om kwalitatief goede einde-levenszorg te bieden. Daarnaast zijn er zorgen dat er een groei plaats vindt van hospices, die eigenlijk het predicaat hospice niet verdienen, omdat er geen kwaliteitseisen aan gesteld worden. Bovendien spelen er betaalbaarheidsvraagstukken. Deze knelpunten worden ook in de hospicekoepelorganisaties herkend en ik denk dat hier geen verschil van mening over is.
- Het Gupta rapport geeft aan dat er in een versnipperde hospicezorg geen controle en regie op capaciteitsuitbreiding verwacht kan worden. Gupta beschrijft de hospicezorg als een porseleinkast. De vraag is of dat zo is, omdat er al grote stappen in de organisatie van de hospicezorg gezet zijn en nog steeds worden gezet, waarin samenwerking, regie nemen een steeds belangrijkere rol speelt. De zorgkantoren spelen hier nu ook al een belangrijke rol in en regieafspraken over groei van zorg lijken mij oplosbaar. De zorg is een verantwoordelijkheid van de hele sector, dus een capaciteitsplan en transparantie over waar landelijk en dichtbij plek is, helpt om mensen een plek (en liefst keuze in plekken) aan te kunnen bieden.
- Dat het Gupta rapport de hospicezorg ‘precair’ noemt, voelt voor alle hardwerkende vrijwilligers en professionals in de palliatieve en terminale zorg als een veel te zwaar woord. Precair is fragiel, wankel en gevaarlijk en suggereert dat er grote stappen gezet moeten worden om een veilige toekomstbestendige, duurzame oplossing voor de hospicezorg te vinden. Een ander recent rapport was veel positiever en focust op regionale oplossingen (Eindrapport versterken hospicezorg, maart 2025). Wat is er in deze korte tijd veranderd, terwijl de veranderingen nog niet eens ingezet zijn. Hoe kan dat? Het Gupta rapport is ook naar mijn mening een olifant die door de porseleinkast loopt.
- Het argument van VPTZ, dat de tevredenheid zo hoog is over hospicezorg, helpt niet als van overheidswege gedacht wordt dat de hospicezorg ingrijpend veranderd moet worden. Patiënten en naasten geven heel vaak hoge tevredenheidscijfers. Om heel eerlijk te zijn: de tevredenheidscijfers van mensen die afhankelijk zijn van zorg, is in veel instellingen hoog, terwijl vanuit professionele bril gezien de kwaliteit van zorg wel verbeterd kan worden.
- Het punt minder controle en administratie en meer vertrouwen in de zorg is een punt wat ik vaker in deze Nieuwsbrief maakte (De Graaf, 2024) en ook het Gupta rapport ademt extra controle en extra administratie uit.
- Zou de betaalbaarheid van hospicezorg verbeteren als de vergoeding niet op de instellingen, maar op de zorg aan cliënten/patiënten gebaseerd is. Dit is belangrijk punt in het Gupta rapport. Dat adviseert om een volledig andere financieringsmethode te gebruiken, waarbij ook een deel van de financiering overgeheveld wordt naar de gemeenten (en een deel vervalt) en waarbij het lijkt of deze verandering alleen ingezet kan worden als er een tweedeling in de soorten hospices gaat komen: een volledig professionele en een soort, die geen zorg maar hulp aanbiedt. VPTZ geeft naar mijn mening terecht aan dat deze grote stelselwijzing misschien wel het averechtse effect heeft van juist meer versnippering van zorg. Ook professionele instellingen hebben vrijwilligers nodig en het verschil tussen professionele zorg en hulp in de zorg is niet zo makkelijk uit elkaar te halen. Wel lijkt me het terecht, dat er een goede indicatiestelling is en dat het duidelijk is welke professionele zorg iemand kan verwachten als die overweegt naar een hospice te gaan.
- Mij lijkt een groot knelpunt van het voorstel van Gupta tot een tweedeling in typen hospices, dat de huidige hospices allemaal op de schop moeten en gekeken gaat worden welke mensen wel en welke niet opgenomen mogen worden. Als de zorgvraag verandert, moeten dan ook mensen van het ene type hospice naar het andere type hospice worden overgeplaatst? Als duidelijk is welk type professionele zorg minimaal nodig is voor iemand, dan kan dit toch overal aangevuld worden met hulp. Zouden er wel hospices zijn, waar alleen maar hulp nodig is? Een bijna-thuis-huis is een zelfstandige organisatie waar palliatieve terminale zorg wordt verleend door vrijwilligers, maar ook hier wordt beroepsmatige zorg geleverd ook al is dat door een thuiszorgorganisatie waar een samenwerking mee is. De oplossing van de tweedeling lijkt mij daarom niet passend.
- Palliatieve en terminale zorg thuis groeit door, waarbij op dit moment regelmatig hospiceorganisaties betrokken zijn. Ik vraag mij af of deze zorg thuis wel onder de hospiceorganisatie moet vallen. Levenseinde-zorg is voor iedereen en zou naar mijn mening veel meer ingebed moeten worden in de reguliere zorg. Dat er druk op huisartsenzorg is, is mijns inziens een oneigenlijk argument. Levenseinde-zorg moet niet onnodig gespecialiseerd worden. Hier schreef ik eerder ook over (De Graaf, 2025). Thuiszorg kan naar mijn mening ook zonder de verbinding met hospicezorg goede levenseindezorg bieden en dan zou de druk op en de groei van hospiceorganisaties minder nodig zijn.
Kortom
Er bestaat een verschil in reacties op het Gupta rapport getiteld ‘Hospices in Nederland. Adviezen richting toekomstbestendige inrichting en bekostiging’. Vrijwilligers-hospiceorganisatie VPTZ distantieert zich ervan. NPPZII vindt het rapport ‘van waarde‘, omdat het aangeeft hoe de palliatieve en hospicezorg anders georganiseerd zou moeten worden. Dat het nodig is nu er personeelskrapte en vrijwilligerstekorten verwacht worden en een toename van vraag naar palliatieve en eindeleven zorg te verwachten is. Als palliatieve zorg uit de eerstelijnszorg geduwd wordt en er meer gespecialiseerde hospicezorg ontstaat, dan lossen we personeelskrapte zeker niet op. Ik merk hierbij op, dat mijns inziens palliatieve zorg thuis in de eerstelijnszorg hoort en onderdeel van de gewone zorg zou moeten zijn.
De hospicezorg wordt als precair gezien door Gupta en hiermee rechtvaardigt het onderzoeksbureau grote stelselveranderingen. Dat VPTZ en eerdere rapporten andere oplossingen zien is goed te verdedigen. We zijn er nog niet en ik ben benieuwd naar de dialoog die hierover nog gaat komen. Overigens denk ook ik dat een olifant niet te veel in een porseleinkast moet rondlopen.
Zoektermen voor internet
Hiltje de Graaf, langdurige zorg, eerste lijn, medisch specialisten, artsen, docent, scholing, zorg, innovatie, kanker, netwerken, kankernetwerken, kankerzorgnetwerken, palliatieve zorg, terminale zorg, hospicezorg