Door Joba van den Berg-Jansen.
In september 2022 kwam het Integraal Zorgakkoord (IZA) tot stand. Het bevatte een degelijke analyse van de problemen in de zorg en gaf aan welke wijzigingen/doelen nodig zijn om de zorg beschikbaar, bereikbaar & betaalbaar te houden. Er werd daarbij 2,8 miljard euro ter beschikking gesteld als transformatiegelden om die noodzakelijke aanpassingen te realiseren. De vraag is nu: hoe effectief worden die transformatiegelden ingezet?
Van € 2,8 miljard naar € 1,961 miljard voor transformatieplannen
Het eerste dat opvalt, is dat er enkele grote happen uit het beschikbare geld zijn genomen. Een bedrag van € 400 miljoen is direct besteed via de VWS-begroting voor zaken die logischer zijn om via de VWS-begroting te financieren dan via zorgverzekeraars. Het betreft o.a. medisch-specialistische vervolgopleidingen en doelmatigheidsonderzoek in het medisch-specialistische zorg domein. Oftewel: dat geld is besteed aan tweedelijns zorg terwijl IZA nu juist gericht is op inzetten op gezondheid en welzijn door middel van (wijkgerichte) preventie en ondersteuning, zodat mensen zo gezond en vitaal mogelijk zijn alsmede afremmen van medicalisering. Die € 400 miljoen zijn daar in ieder geval niet op gericht.
Vervolgens is met het Aanvullend Zorg- en Welzijn Akkoord (AZWA) € 361 miljoen naar de VWS-begroting overgeheveld voor o.a. vaccinaties gordelroos en versterken basisinfrastructuur in het sociale domein. Daarnaast ging € 88 miljoen terug naar Financiën omdat het niet tijdig was gebruikt. Blijft over € 1,961 miljard; dat is 70% van het oorspronkelijke bedrag.
Gebrek aan richting
Opgaven die volgens IZA centraal gezet moeten worden zijn o.a.:
- Optimaal inzetten van de beschikbare capaciteit die we hebben, zonder verspilling van de tijd en energie van mensen en geld;
- Verminderen van de administratieve lasten om zorgprofessionals te ontlasten;
- Behouden van de beschikbare zorgprofessionals door het werkplezier te vergroten;
- Inzetten op elektronische gegevensuitwisseling als essentiële randvoorwaarde voor goede en veilige zorg voor de patiënt/cliënt.
Die punten hangen sterk met elkaar samen. Bijvoorbeeld: door gebrekkige ICT-systemen en grote tijdsbesteding aan administratie zijn er minder handen aan het bed beschikbaar, lijdt de kwaliteit van de zorg door fouten en vermindert het werkplezier van de zorgprofessionals. Recent onderzoek van CBS bevestigde opnieuw dat zorgprofessionals gemiddeld een derde van de tijd bezig zijn met administratie. Het zou dus logisch geweest zijn als er was gekozen voor de combinatie van verbeteren ICT en verminderen van administratieve lasten.
Dat zouden drie vliegen in één klap zijn geweest: betere zorgkwaliteit door minder fouten bij gegevensuitwisseling, minder administratie en dus meer werkplezier en als totaalresultaat meer capaciteit voor echte zorg. Gemiste kans.
Maar ook de-medicalisering en preventie hadden als focuspunten gekozen kunnen worden. Want veel zorgvragen ontstaan door problemen in het sociale domein zoals schuldenproblematiek en/of eenzaamheid. Gemeenten zijn daarbij de centrale partij. Maar zoals onderstaande tabel laat zien, komen die er in het IZA bekaaid van af; het meeste geld gaat (weer) naar tweedelijnszorg.
Intussen is de IZA-pot gesloten: transformatieplannen worden niet meer in behandeling genomen. Volgens eigen opgave zou er nog € 395 miljoen beschikbaar moeten zijn. De verdeling was als volgt:

Dit lijkt op een ongestuurde verdeling zonder focus, integendeel. Een waaier aan plannen is nu geaccepteerd. Pas op 16 juni 2025 wordt in het bestuurlijk overleg (zie alhier onder “actueel” “bericht 5 september 2025”) besloten dat er gerichtere inzet en meer focus moet komen. Dit voelt als mosterd na de maaltijd.
Gebrek aan regie
Zonder richting zouden minimaal regie en duidelijke criteria worden verwacht: eerlijke verdeling over regio’s, doelmatige verdeling tussen eerstelijns dan wel tweedelijns, mate waarin samenwerking wordt bevorderd, mate van innovatie, mate van transparantie (verantwoording), hoeveelheid overhead/ontwikkelkosten, duidelijke tijdpaden, adequate governance, etc. En duidelijke criteria om versnippering, overlap en fragmentatie te voorkomen en doelmatigheid te kunnen meten.
Maar nee: het uitgangspunt was ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. En zorgverzekeraars bekijken elk plan op zich. Het onvermijdelijke gebeurde: in september jl. werd bekend dat het geld op is terwijl er nog voor ruim een miljard aan aanvragen was ingediend. Er is dus geen selectie geweest welk plan de meeste toegevoegde waarde zou hebben.
Dat betekent dat alle plannen die meer voorbereiding vroegen bij de verliezers horen. Terwijl deze juist van grote impact kunnen zijn, zoals plannen rondom digitalisering en de inzet van AI in de ggz. Van deze plannen wordt veel impact verwacht op arbeidsinzet, maar financiering staat on hold omdat het IZA geld op is.In het AZWA zijn opnieuw middelen beschikbaar gesteld, de doorbraakmiddelen. Het is belangrijk dat allereerst wordt gekeken of er tussen de IZA plannen die on hold staan impactvolle plannen zitten die met AZWA-doorbraakmiddelen kunnen worden gefinancierd.
Er is de afgelopen jaren veel zorggeld gegaan naar bureaus die hebben meegeschreven aan transformatieplannen. Indieners die te laat waren met indienen krijgen de geïnvesteerde middelen vooralsnog niet terug. Het is zonde om nog meer tijd, energie en zorggeld te investeren in het maken van nieuwe plannen als er impactvolle plannen klaarliggen
Blijkbaar is er niet eens getoetst of een plan echt vernieuwend is als je naar sommige projecten kijkt: is het plan vernieuwend in de regio / de instelling (focus naar binnen gericht) of vernieuwend in Nederland dan wel daarbuiten (focus naar buiten gericht).
Voorbeelden:
- Het ziekenhuis Ikazia bracht het plan Zorg op afstand stap voor stap implementeren in het ziekenhuis met behulp van de BeterDichtbij app in. Nu is de BeterDichtbij app een mooie uitvinding maar jaren geleden hadden al meer dan 40 ziekenhuizen een licentie. Dit lijkt erop dat een activiteit die men toch al van plan was uit te voeren nu gefinancierd wordt met transformatiegeld.
- Het project Aanpak armoede in Brabant. Dit gebeurt via de ketenaanpak Kansrijke Start, gericht op een gezonde start voor kinderen (10 maanden voor de geboorte tot en met het tweede levensjaar). Kansrijke Start is een fantastisch initiatief maar zeker niet innovatief want VWS startte dit initiatief al in 2018. En bij de coalitie-onderhandelingen 2021 is er structureel geld voor dit project gealloceerd.
Gebrek aan resultaat
De grote vraag is wat het uiteindelijke resultaat is van al deze transformatie-acties. Daarbij geldt het oude adagium: meten is weten want gissen is missen. Echter, in zijn verantwoordingsonderzoek over 2024 stelt de Algemene Rekenkamer al: “In het Integraal Zorgakkoord (IZA) heeft de minister afspraken gemaakt zodat er in de toekomst genoeg zorg blijft voor mensen die dat nodig hebben. De minister verzamelt veel informatie over al die afspraken, maar ze laat niet zien of alle acties samen de goede kant op gaan.”
De Algemene Rekenkamer is dan ook zeer kritisch of de punten die vermeld worden wel tot iets leiden: “Hierbij is het soms wel de vraag of het echt gaat om informatie over input, output en outcome. In de meeste gevallen ontbreekt ook de samenhang tussen de informatie-onderdelen en is het niet duidelijk hoe de verschillende monitors en indicatoren bijdragen aan het overkoepelende IZA-doel waarvoor de minister dit akkoord heeft afgesloten”.
Ook meldt de Algemene Rekenkamer in zijn Verantwoordingsonderzoek: “In het verleden kwam het regelmatig voor dat zorgakkoorden en bijbehorende investeringsprogramma’s voor inhoudelijke verbeteringen in de zorg niet of nauwelijks bijdroegen aan het in de hand houden van zorguitgaven (zie alhier, p.20, verwijzend naar 2016 en 2020). Terwijl de ondertitel van IZA niet voor niets is: Het moet en kan beter, anders lopen we vast.
En ook de Praktijkvoorbeelden op de website Zorgakkoorden.nl stellen je niet gerust dat het resultaat er wel zal komen. Want wat in het geheel ontbreekt bij de beschrijving van de verschillende praktijkvoorbeelden zijn kwantitatieve basisindicatoren en tijdspaden. Het is story telling: er worden verhalen verteld maar kwantitatieve informatie ontbreekt. Nu zijn dat samenvattingen, in de oorspronkelijke transformatieplannen staat meer, maar blijkbaar kan dat niet openbaar worden gemaakt. Waarom niet is de vraag.
Van sommige projecten vraag je je ook echt af hoe het resultaat gemeten gaat worden, bijvoorbeeld bij Cultuurcoach in Assen zorgt ervoor dat mensen zich kunnen uiten. Of vraag je je af waarom het überhaupt gefinancierd wordt zoals Gezond binnenklimaat voorkomt ziektes van een Woningbouwcoöperatie.
Tot slot
Het valt op dat er slechts zes projecten zijn die de titel landelijk krijgen. Landelijk zou m.i. betekenen dat steal with pride het uitgangspunt is. Oftewel: als het project succesvol is, wordt het door het land heen uitgerold zodat niet iedereen zelf het wiel uit gaat vinden of dat een project weer een stille dood sterft. Maar dat is niet terug te vinden. De vraag is dan ook in hoeverre het not invented here syndroom dat in de zorg heerst zal afnemen. Het is beter een niet-optimaal plan top uit te voeren dan te blijven delibereren.
Uiteindelijk geldt dat een goede business case ook zonder transformatiegeld gerealiseerd moet kunnen worden. Daarvoor is wel samenwerking en soms ontschotting nodig: de uitgangspunten om de zorg toekomstbestendig te maken.
Om terug te komen op de vraag in de inleiding: er kunnen grote vraagtekens gezet worden bij de effectiviteit van de inzet van transformatiemiddelen. Dit ligt niet zozeer aan de goede inzet van deelnemers aan die plannen, maar aan de wijze waarop dit IZA-traject is ingestoken.
Over de auteur
Joba van den Berg-Jansen is toezichthouder, bestuurder dan wel vrijwilliger bij diverse organisaties en voormalig woordvoerder medische zorg van het CDA in de Tweede Kamer.
Zoektermen voor internet
Joba van den Berg-Jansen, beleidsontwikkeling, Integraal Zorgakkoord, transformatiegelden, VWS, zorgtransformatie, preventie, digitalisering zorg, effectiviteit zorgplannen, eerstelijnszorg, tweedelijnszorg, zorgfinanciering