Door Denise Temmink, Janneke van Vliet en Lisette Schoonhoven.
Inleiding
Dat de Nederlandse zorg anders, efficiënter en persoonsgerichter moet worden is al decennialang onderwerp van gesprek. Gestuurd door landelijke maatschappelijke, sociale en culturele ontwikkelingen zien we vanaf eind jaren 90 de ontwikkeling van transmurale zorg naar integrale zorg, naar zinnige zorg, juiste-zorg-op-de-juiste-plek tot de huidige roep om passende zorg. De kloof tussen vraag en aanbod van zorg neemt de komende jaren toe door arbeidsmarktproblemen en de dubbele vergrijzing.
Verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten spelen in alle sektoren en domeinen van de gezondheidszorg een belangrijke en onmisbare rol. Door de aard van hun beroep vervullen zij een cruciale rol bij het houdbaar, toegankelijk en betaalbaar houden van zorg in de nabije toekomst.
De gedeelde kern van hun beroep is namelijk zorg passend maken en laten aansluiten op de behoeften van de cliënt, gericht op eigen regie, autonomie en op kwaliteit van leven en positieve gezondheid (dat wat nog wél kan); dit zijn concepten, die de maatschappij ons inziens hard nodig heeft. De zorg transformeert van (deels) minder medisch, gericht op curatie naar meer verpleegkundig, gericht op leven met een (chronische en/of levensbedreigende) aandoening.
Duidelijk is dat hiervoor (nieuwe) kennis nodig is. Helpen met het maken van keuzes, het bevorderen van eigen regie en zelfredzaamheid, het (helpen) organiseren en coördineren van formele, informele en mantelzorg, het bevorderen van gezond gedrag zijn zo maar enkele onderwerpen waar verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten kennis over moeten ontwikkelen voor hun praktijk.
Dit uiteraard naast kennis van interventies en technologische ontwikkelingen, die herstel (lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel) na ziekte, aandoening of behandeling ondersteunen en bevorderen.
Dat vraagt dus, naast praktijkervaring, bestaande én nieuwe wetenschappelijke kennis, die bovendien toegankelijk en toepasbaar moet zijn in de praktijk van de verpleging en verzorging.
Dit is complex omdat de “bandbreedte” van de verpleegkundige beroepsgroep in de directe cliëntenzorg groot is; van verpleegkundig specialisten (master -opgeleid) tot helpende niveau 2 (VMBO), wat dus verschillende implementatie strategieën vraagt. Ook daar is onderzoek nodig, om niet steeds opnieuw het wiel te hoeven uitvinden.
Tot slot is de kennistransfer naar de verschillende opleidingen en na- en bijscholingen van belang. Hoog tijd om in kaart te brengen welke groei de verplegingswetenschap en daarmee de zorgpraktijk en het onderwijs de afgelopen decennia heeft doorgemaakt.
Stand van zaken onderzoek in de verplegingswetenschap
De studie Verplegingswetenschap en de eerste hoogleraren verplegingswetenschap startten medio jaren 80 van de vorige eeuw in Maastricht, en later in Groningen en Utrecht.
Pas vanaf het jaar 2000 is er via landelijke subsidies budget beschikbaar voor de inrichting van de kennisinfrastructuur, kennisontwikkeling en kennistoepassing in de verpleging en verzorging. Dat begon zeer klein, met 4 miljoen gulden in 2001 voor de start van het ZonMw-programma Tussen Weten en Doen. Het was een voorzichtige start met “state of the art” studies om in kaart te brengen welke wetenschappelijke kennis voor het verpleegkundig en verzorgend handelen beschikbaar was.
De ontwikkeling van verplegingswetenschappelijke kennis kreeg een doorstart toen in 2004 het programma een bescheiden vervolg kreeg en met 9 projecten nieuwe wetenschappelijke kennis kon worden ontwikkeld en gebouwd kon worden aan de kennisinfrastructuur. Langzaam kwamen er meer hoogleraren verplegingswetenschap met hun eigen onderzoekslijnen. Vanaf 2008 werd met het ZonMw-programma Zichtbare Schakel vervolgens geïnvesteerd in de versterking van de wijkverpleging.
De website proefschriftenverpleegkunde.nl telt anno 2025 ongeveer 350 proefschriften in de verpleegkunde. Daarbij verschenen er 6 voor 1990 en 21 in de periode 1990-2000. Dit laat zien dat de groei in de wetenschappelijke onderbouwing van de verpleegkundige en verzorgende beroepen de afgelopen 25 jaar pas echt op gang is gekomen. De grootste groei zien we na 2010 met een stijging van gemiddeld 15 tot 20 proefschriften per jaar (Van Staa, Merkestein, Lambregts, TVZ 24-10-2024).
Het was dan ook logisch dat vanaf 2015 het ontwikkelen van kwaliteitsstandaarden voor de verpleging en verzorging startte vanuit het ZonMw-programma Ontwikkelen Kwaliteitsstandaarden. De in proefschriften en onderzoekslijnen ontwikkelde kennis werd, naast internationale kennis, de basis voor aanbevelingen in richtlijnen. In zo’n 10 jaar tijd is in 68 projecten gewerkt aan kwaliteitsinstrumenten voor de verpleging en verzorging (ZonMw, 2025). We zien dat kennis en kunde over hoe richtlijnen worden ontwikkeld en geïmplementeerd in deze periode is uitgegroeid tot een volwaardig Kennisinstituut V&VN. Verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten uit alle sectoren van de gezondheidszorg kunnen hier de laatste inzichten over hun professie vinden.
Op basis van het proefschriften overzicht en de tot nu ontwikkelde kwaliteitsinstrumenten zien we dat in de laatste decennia veel aandacht is uitgegaan naar de kennisontwikkeling in ziekenhuizen. Relatief weinig aandacht is er voor de langdurige verpleegkundige zorg in verpleeghuizen, gehandicaptenzorg, JGZ en hospicezorg. Daarnaast lijken onderwerpen in de GGZ en wijkverpleging onderbelicht.
Daarom is er in 2024 met behulp van subsidie van VWS via ZonMw een speciaal programma voor de 5 Academische Werkplaatsen Wijkverpleging gestart.
De Groot en Francke (2024) trekken vergelijkbare conclusies. Zij identificeerden 62 onderzoekslijnen in de verpleging en verzorging. Een belangrijke conclusie van dit overzicht is dat in het overgrote deel van de onderzoekslijnen beschrijvend kwalitatief onderzoek plaatsvindt. Daarnaast komt ook beschrijvend kwantitatief onderzoek, participatief actieonderzoek, praktijkgericht onderzoek en implementatieonderzoek veel voor. Experimenteel en quasi-experimenteel interventieonderzoek vinden het minst vaak plaats.
Op basis van het overzicht van de Groot en Francke (2024) kan geconcludeerd worden dat als we vanuit de verpleging en verzorging effectief willen bijdragen aan een toekomstbestendige zorg, onderzoek zich ook moet richten op het behoud van professionals, zeggenschap en arbeidsbesparende interventies. De rol van gezondheidsbevorderaar, coördinator van zorg en de aandacht voor de organisatie van zorg en interdisciplinaire samenwerking is van belang voor toekomstig verplegingswetenschappelijk onderzoek.
Toekomst
Het ZonMw-programma Verpleging en Verzorging richt zich op onderzoek dat bijdraagt aan toekomstbestendige zorg voor de cliënt. Vanuit dit programma wordt geïnvesteerd in de ondersteuning en versterking van het professionele handelen van verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten. Hiermee wordt ook de aantrekkelijkheid van deze beroepen vergroot. We zien gelukkig steeds vaker dat verpleegkundigen hun loopbaan in de cliëntenzorg combineren met een functie als onderzoeker en innovator; de zogenaamde combi-banen. Dit bevordert de transfer van nieuwe kennis naar de praktijk en draagt bij aan het behoud van verpleegkundigen voor de cliëntenzorg.
Het onderzoeksprogramma werkt uiteraard aan het verder ontwikkelen van nieuwe kennis, maar ook aan het gebruiken van al beschikbare kennis en het delen van goede praktijkvoorbeelden die bijdragen aan passende zorg. Ontwikkelingen rondom data-gedreven werken en technologie zijn ook belangrijk. Tot slot wordt de verplegingswetenschappelijke kennisinfrastructuur onderhouden en uitgebreid. Zo stimuleert Leadership and Mentoring in Nursing Research (LMNR) de ontwikkeling van de toekomstige generatie leiders in verplegingswetenschappelijk onderzoek en wordt bijgedragen aan massa en verankering van verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten en hogescholen. In drie LMNR-programma’s zijn in totaal 38 fellows opgeleid. Er zijn inmiddels 19 hoogleraren met een verpleegkundige achtergrond aan 7 faculteiten, 40 lectoren en 8 practoren, die met hun teams kennis ontwikkelen die nu en in de toekomst nodig is voor een houdbare gezondheidszorg.
Het is noodzakelijk de ingezette koers en groei van het verplegingswetenschappelijk onderzoek te continueren. Aandacht voor goed wetenschappelijk onderzoek dat zo efficiënt mogelijk wordt uitgevoerd, daar waar mogelijk gebruik maakt van bestaande data en open access publiceert, is hiervoor een voorwaarde. Dit alles draagt bovendien bij aan een realistisch beeld dat verpleegkundigen en verzorgenden zelf, andere zorgprofessionals en patiënten hebben van de beroepsgroep. Een beroepsgroep met een autonoom kennisdomein, die effectief en efficiënt gebruik maakt van technologie en tevens functioneert als een “spin in het web” in complexe zorgsituaties thuis, tussen (specialistische) zorg en welzijn, thuis of in een instelling, of steeds vaker daartussen.
Over de auteurs
Denise Temmink is verpleegkundige NP en gepromoveerd verplegingswetenschapper. Zij werkt als senior programmamanager Verpleging en Verzorging bij ZonMw. Zij is bereikbaar via verplegingenverzorging@zonmw.nl en https://www.linkedin.com/showcase/zonmw-verpleging-verzorging/
Janneke van Vliet is verpleegkundige NP en MAH. Zij heeft meer dan 50 jaar in de (ziekenhuis)zorg gewerkt, waarvan de laatste 14 jaar als bestuurder. Sinds haar pensioen is zij toezichthouder in verschillende care- en cure-instellingen, voorzitter van de visitatiecommissie Praktijkopleiding Verpleegkundig specialist, voorzitter Programmacommissie Verpleging en Verzorging ZonMw en coach op het gebied van leiderschap en strategie.
Lisette Schoonhoven is verpleegkundige NP en hoogleraar Verplegingswetenschap in het UMC Utrecht. Zij is ook programmaleider van de afstudeerrichting Verplegingswetenschap van de Master Klinische Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Utrecht.
Zoektermen voor internet
Denise Temmink, Janneke van Vliet, Lisette Schoonhoven, verpleegkundig specialisten, verpleging, verzorging, beleidsontwikkeling, ZonMw, gezondheidswetenschappen