Door Jan Christiaan Huijsman, strategisch adviseur bij Achmea Zilveren Kruis.

Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.

De opgave is bekend: de zorgvraag groeit, personeel wordt steeds schaarser, de productiviteit blijft achter. Recente analyses schatten dat passende opschaling van digitale zorg tegen 2028 grofweg 27.000 fte kan vrijspelen (ca. een kwart van het verwachte tekort) en ten minste €1,3 miljard netto kan opleveren—mits implementatie, bekostiging en opschaling écht slagen. Tegelijk lopen we met gegevensuitwisseling in de zorg meer dan tien jaar achter, wat digitale transformatie direct remt. De nieuwste Monitor Digitale Zorg bevestigt: gebruik groeit, maar is versnipperd; daarom zijn duidelijke randvoorwaarden zoals onderzoek, beleid, wetgeving en governance cruciaal (zie hiertoe ook het gezondheidsinformatiestelsel).

Digitale zorg en AI in verkiezingsprogramma’s 1

VVD koppelt digitalisering, robotisering en AI expliciet aan minder bureaucratie, arbeidsbesparing en kwaliteitsverbetering “in de zorg”: het moet zorgprofessionals meer ruimte geven voor zorg in plaats van formulieren. Daarnaast zet de VVD in op “goede gegevensuitwisseling” en wil de overheid de kansen van AI benutten.

GroenLinks–PvdA kiest “digitale zorg ter verbetering, niet ter vervanging”: technologie is oké als die kwaliteit verhoogt, patiënten regie geeft en zorgverleners ontlast, met nadruk op toegankelijkheid, betaalbaarheid en het tegengaan van leveranciersmonopolies. Ze willen snellere uitwisseling van zorggegevens (met instemming patiënt) en bewaken AI-risico’s.

D66 zegt expliciet dat “digitale mogelijkheden” ingezet moeten worden als een fysiek bezoek niet nodig is, en wil investeren in technologie die zorgverleners ondersteunt. Breder stelt D66 dat AI artsen kan helpen betere zorg te leveren en dat gevoelige ontwikkeling (o.a. in de zorg) niet aan buitenlandse Big Tech moet worden uitbesteed.

PVV benoemt de personeelskrapte en wil bureaucratie en managementlagen schrappen. Met “slimme inzet van kunstmatige intelligentie” wil de PVV vooral administratiedruk verlagen—een heel concrete (maar smalle) inzet van AI op efficiency. Over gegevensuitwisseling of digitale zorg blijft het programma stil. 

NSC zet in op digitale autonomie en burgerregie: voorkeur voor soevereine/lokaal draaiende AI-modellen, geen gezichtsherkenning in de openbare ruimte, versterking van toezichthouders en een persoonlijke “digitale kluis” voor data-zeggenschap. Men stelt dat innovaties de zorg beter en goedkoper moeten maken en pleit voor een landelijk patiëntendossier.

BBB wil gegevensuitwisseling standaardiseren en versnellen, administratieve lasten omlaag en digitalisering inzetten zodat professionals meer tijd aan patiënten besteden. De lijn is vooral praktisch: eerst datastandaarden en interoperabiliteit op orde, dan productiviteitswinst

CDA presenteert de meest omvattende digitale zorg-agenda: een Nationaal Zorgplatform met uniforme architectuur en open standaarden; halvering administratieve lasten; opschalen van bewezen pilots; en investeren in AI-infrastructuur (GPT-NL, AI-fabriek), cyberweerbaarheid en digitale vaardigheden in de zorgopleidingen. Dit sluit direct aan op de grootste belemmeringen in de uitvoering.

ChristenUnie stelt dat AI in de zorg nuttig kan zijn, bijvoorbeeld bij het analyseren van beeldmateriaal, maar altijd onder eindverantwoordelijkheid van de arts. De arts-patiëntrelatie mag niet worden aangetast, privacy moet geborgd zijn en commercieel gebruik van patiëntdata is uitgesloten. AI is dus toegestaan, maar alleen aanvullend en met stevige randvoorwaarden. 

SP erkent digitale zorg (e-health) als een aanvulling, geen vervanging. De menselijke maat blijft leidend en technologie mag zorgverleners ondersteunen maar niet de kern van zorg vervangen. In haar algemene digitaliseringsparagraaf kiest de SP voor strikte regulering van AI: altijd zichtbaar maken of iets door AI is gegenereerd, respect voor auteursrechten en nooit volledig door algoritmen laten beslissen over mensen.

Volt kiest voor actieve toepassing van AI en e-health in de zorg en wil de uitwisseling van patiëntgegevens versnellen met één uniforme standaard, ingebed in Europese en nationale infrastructuur. Daar hoort een open en toetsbaar AI-beleid bij: publieke algoritmen en datasets moeten beschikbaar zijn, er komt een verplichte algoritmetoets en een algoritmeregister, en sandboxes om innovaties veilig te testen.

JA21 wil digitale zorg concreet inzetten met digitale therapieën en vroegtijdige interventies. Daarnaast verwacht de partij veel van AI om toekomstige zorgkosten te beperken. Daarvoor is een nationale aanpak nodig en een cultuuromslag binnen zorginstellingen. Zorginstellingen moeten AI-kennis opdoen en concreet beleid maken. AI en innovatie krijgen zo een prioriteitsstatus, gericht op productiviteit en betaalbaarheid.

Hoe verhouden de programma’s zich tot de uitdagingen en hoofdthema’s?

  1. Productiviteit & personeel
    Het SiRM rapport ‘Geraamd potentieel digitale zorg’ uit 2024 laat zien dat de potentiële arbeidsbesparing substantieel kán zijn, maar alleen als implementatie- en opschalingscondities kloppen (financiering, organisatie, standaardisatie). Programma’s die primair focussen op “minder administratie” (PVV, VVD) benoemen een belangrijk deel van die winst, maar zonder stevige afspraken over gegevensstandaarden, bekostiging van hybride zorg en landelijke regie. CDA en BBB adresseren dát fundament explicieter; GL-PvdA en D66 leggen juist voorwaarden en zorgverlener- en patiëntgerichte inzet vast, wat helpt om ‘passende’ digitalisering te borgen.
  2. Gegevensuitwisseling
    Een VWS ‘Eindrapport gegevensuitwisseling’ uit 2025 constateert dat Nederland minstens 10 jaar achterloopt met zorgdata-uitwisseling. Daartegenover zetten CDA (platform + open standaarden), BBB (standaardisatie), GL-PvdA (snellere deling met instemming), en VVD (“goede gegevensuitwisseling”) concrete lijnen. NSC legt nadruk op soevereiniteit en een digitale kluis (sterk voor regie/vertrouwen), maar zegt minder over zorgdata specifieke interoperabiliteit. D66 benadrukt het inzetten van digitale zorg, maar minder over de landelijke data-besturing zelf. CU, SP, Volt en JA21 vullen dit aan met ethische en praktische voorwaarden, maar minder met stelselmatige opschalingsinstrumenten.
  3. Bekostiging en ‘passende’ digitalisering
    De ‘Monitor Digitale Zorg 2024’ van het RiVM en de ‘Handleiding digitale en hybride zorg’ van het Zorginstituut uit 2025 laten zien dat duidelijkheid over vergoeding, evidence en indicaties voor digitale/hybride zorg bepalend is voor duurzame opschaling. Programma’s benoemen zelden concreet hoe bekostiging en inkoop structureel worden aangepast om digitale/hybride zorg de norm te maken. Hier blijft een beleids- en implementatiekloof bestaan.
  4. Betaalbaarheid & toegankelijkheid.
    Deze essentiële voorwaarden worden nauwelijks in relatie gebracht met de relevantie en kansen van digitale zorg. GL-PvdA’s “digitale zorg ter verbetering, niet ter vervanging” sluit wel aan bij het RVS-adviesrapport ‘Zorg op afstand dichterbij’ uit 2021 over het vermijden van overbehandeling en diagnose-expansie: technologie moet passende zorg ondersteunen, niet volumes opjagen.

Conclusie: verkiezingsprogramma’s reflecteren de urgentie maar gedeeltelijk

  • De urgentie op arbeidsbesparing en administratieve verlichting wordt genoemd bij VVD en PVV, maar is beleidsmatig het sterkst uitgewerkt waar partijen óók de randvoorwaarden aanpakken: CDA (platform/standaarden/opschaling) en BBB (standaardisatie en aansluitend lasten omlaag).
  • GL-PvdA en D66 bewaken de ‘menselijke maat’ (passende zorg, toegankelijkheid, Europese autonomie), wat nodig is om onbedoelde effecten te voorkomen.
  • NSC pleit voor datasoevereiniteit en bescherming, maar is over digitale zorg en de randvoorwaarden impliciet.
  • CDA (en in iets mindere mate BBB, GL-PvdA, VVD, Volt en JA21) staan het dichtst bij wat volgens de benoemde rapporten nodig is om écht door te pakken op behoud van toegankelijke en betaalbare zorg.
  • ChristenUnie en SP leggen nadruk op ethiek en menselijke maat, en laten daarmee de productiviteitsagenda liggen.
  • Volt en JA21 zijn uitgesproken positief over inzet van AI en e-health, en zetten daarnaast in op standaardisatie en bestuurlijke kennisopbouw.

Kortom

Voorwaarden, snelheid en recht op digitale zorg ontbreken. De hamvraag is namelijk niet óf opschaling van digitalisering van zorg nodig is, maar hoe snel en hoe degelijk we de randvoorwaarden regelen: beleid, landelijke interoperabiliteit, bekostiging van hybride zorg, data-governance en opschaling van bewezen toepassingen. Zolang die basis er niet komt blijft het SiRM-potentieel van fte-winst en kostenbesparing grotendeels theoretisch en de door Gupta geschetste druk op toegankelijkheid bestaan (“Als we niets doen wordt de zorg ontoegankelijk”). Op die punten zijn de partijprogramma’s nog niet volledig aangehaakt. Digitale zorg op grotere schaal blijft dus duidelijk achter bij de mogelijkheden èn de te adresseren knelpunten. Een wettelijk recht op digitale zorg – naast databeschikbaarheid en gegevensuitwisseling – wordt ook niet genoemd in de verkiezingsprogramma’s. Zo’n wettelijke basis voor digitale zorg doorbreekt de vrijblijvendheid die nu nog leeft bij zorginstellingen, zorgverleners èn leveranciers. Tot die tijd blijft een digitaal consult een luxe; pas met zo’n wettelijk recht wordt het een zekerheid. Dat draagt bij aan het hogere doel en breed gedragen beleidsmantra “Passende zorg is digitaal wanneer het kan en fysiek als het moet”.

Zoektermen voor internet

Jan Christiaan Huijsman, digitalisering, digitale zorg, verkiezingsprogramma’s, AI, e-health, VVD, GL-PvdA, BBB, PVV, D66, JA21, SP, Volt, CU, NSC, CDA


1 Niet beoordeeld zijn de programma’s van Denk en van de partijen die nu geen kamerzetel hebben