Door Karel-Peter Companje, medisch historicus.

Belgische gezondheidszorg, de Nederlandse zorg en de vrije markt

In de geschiedenis van de Belgische ziektekosten-, ongevallen- en ziekengeldverzekering loopt een rode draad, die wij in Nederland nooit echt hebben gekend: het doktersbriefje of doktersbriefke. In 2005 werd over de Belgische gezondheidszorg nog gezegd: de patiënt vraagt, en de arts draait. België is voor zieken het walhalla: omdat veel aan de vrije markt werd overgelaten, zijn er veel artsen en geen wachtlijsten. Als een dokter een medicijn niet wil voorschrijven, kun je naar de concurrent. Of je gaat naar de apotheker die liever iets zonder voorschrift verkoopt dan dat je het elders gaat halen. Dit in tegenstelling in Nederland waar in 2005 nog de naweeën van de wachtlijsten werden gevoeld. De discussie over de invoering van gereguleerde marktwerking bij de curatieve zorg was op zijn hoogtepunt. Geen apotheker zou het in zijn hoofd halen om een geneesmiddel over de toonbank af te geven zonder recept.

Het Belgische doktersbriefke als verklaring

Voor dit verschil werden diverse verklaringen gegeven. Een daarvan was dat Belgen in een Latijnse cultuur zouden leven die haaks stond op het Nederlandse calvinisme. Een andere verklaring is het doktersbriefje, dat in België al aan het einde van de negentiende eeuw bestond. Belgen waren voor ziekengeld en ziektekosten verplicht verzekerd bij een mutualiteit naar keuze. Voor ziekteverzuim op het werk en het innen van ziekengeld, al was het maar een dag, moest men aan zijn ziekenfonds of mutualiteit een doktersbriefje van een huisarts overleggen. Voor afwezigheid op school bij ziekte moest een leerling een doktersbriefje afgeven. Voor het vergoed krijgen van ziektekostennota’s was een doktersbriefje nodig, in het jargon getuigschrift voor verstrekte zorg. Voor verwijzing naar een specialist was een doktersbriefje van een huisarts nodig. De doktersbriefjes waren tegelijkertijd medische verklaring en garantie op inkomen.

In Nederland geen doktersbriefke

In Nederland bestond wel de verwijzing van huisarts naar specialist of paramedische voorziening, maar niet voor de ongevallen- of ziekengeldverzekering. Een huisarts mocht voor zijn patiënten geen verklaringen afgeven, waarmee inkomen gemoeid was. De inschrijving van patiënten bij huisartsen en de regulering van de huisartsenpraktijk was in Nederland al voor de Tweede Wereldoorlog strakker geregeld dan in België.

Daar waren huisartsen en specialisten grote concurrenten van elkaar. De Belgische mutualiteitenverzekering was een verzekering die bedragen na indiening van een rekening uitkeerde. De Nederlandse ziekenfondsverzekering was een verzekering in natura en garandeerde de verstrekking van wettelijk vastgelegde zorg.

Het doktersbriefje stond in het Belgische zorg- en verzekeringsbestel tientallen jaren lang centraal. Door de concurrentie tussen artsen en de vrijheid die de Belgen als verzekerde had bij de keuze van zijn zorg, gingen zij inderdaad naar een andere arts als hun eigen huisarts geen doktersbriefje of recept naar believen wilde afgeven. Jonge artsen die hun praktijk moesten opbouwen, waren zeer vlot met het schrijven van doktersbriefjes. De marktwerking tussen verzekerden en arts was in Belgische zin ongereguleerd, in tegenstelling tot het Nederlandse bestel.

Nadelen

Het doktersbriefje had meer nadelen. Het leidde tot onnodig veel voorschrijven van medicijnen, met alle kostenopdrijving van dien. Het nodigde uit tot misbruik van sociale zekerheid. Belgen vroegen vaak een doktersbriefje om vervroegd en goedkoper op vakantie te kunnen. Dit waren verzoeken waaraan huisartsen schoorvoetend voldeden. Een bijzonder voorbeeld was de hondeneigenaar die zijn werkgever een doktersbriefje onder de neus duwde voor veertien dagen afwezigheid wegens ziekte van zijn hond. De werkgever pikte het niet en won de rechtszaak. De betreffende huisarts werd berispt.

Opmerkelijk waren de hausses aan doktersbriefjes voor verkiezingen. Het bijzitten of assisteren in stemlokalen was bij oproep verplicht: een corvée waar veel Belgen een hekel aan hadden. Boetes voor onwettige afwezigheid konden in Euro’s oplopen van € 250 tot € 1.000. Een Brusselse huisarts organiseerde aparte spreekuren voor bijzitters als er weer een verkiezing was.

Langzaam groeiende weerzin tegen het doktersbriefke

Vanaf 2014 veranderde deze Belgische traditie. De concurrentie tussen artsen nam af doordat het aantal artsen verminderde. Maar nu zitten de praktijken zo bomvol, dus moet het allemaal op afspraak. De Belgische Orde van Geneesheren trok ten strijde tegen het aantal onterecht uitgeschreven ziekteattesten. De Orde vroeg om iedereen die een vermoeden had van een vals doktersbriefje om bij haar een klacht in te dienen. Het gaat om de geloofwaardigheid van ons ambt aldus Georges Albertyn, voorzitter van de Antwerpse provinciale raad van de Orde van Geneesheren. De provinciale Tuchtraden van de Orde zouden moeten ingrijpen; eerst met vaderlijke gesprekken en daarna met schorsing tot veertien dagen.

De meeste huisartsen bleken niet tegen het afschaffen van doktersbriefjes, maar het was financieel nochtans geen goede zaak. Zij werden betaald per prestatie. Huisartsen wilden minder afhankelijk worden van consultaties. Zij pleitten daarom voor een gedeeltelijk forfaitaire praktijkvergoeding en een deel consultdeclaraties; een mengsysteem dat ook voor de Nederlandse huisarts bestaat.

De Belgische werkgeversorganisaties en unies van zelfstandige ondernemers pleitten voor het behoud van het doktersbriefje. Het is voor ons essentieel dat ziekte wordt vastgesteld door een objectieve en deskundige partij namelijk de arts. Het briefje werd beschouwd als de enige manier om ziekte vast te stellen en discussies te vermijden. Tegelijkertijd werd er geconstateerd dat er nochtans in Nederland, waar zieke mensen de eerste dagen altijd al zonder doktersbriefje thuisbleven, niet meer ziekteverzuim is. Viroloog Marc van Ranst vond het doktersbriefje een overbelasting van onze overwerkte eerstelijnsgezondheidszorg, maar volgens het ministerie van Volksgezondheid was het afschaffen van doktersbriefjes niet aan de orde.

Van papieren briefke naar elektronisch voorschrift

Dat veranderde bij de mutualiteiten of ziekenfondsen. Vanaf 1 januari 2017 was het voor artsen en tandartsen verplicht om een elektronisch geneesmiddelenvoorschrift te gebruiken. De oude doktersbriefjes moesten verdwijnen. De patiënt kreeg alleen nog een papieren bewijs van het voorschrift met een barcode die apothekers moesten inscannen om de elektronische versie op te halen. Vanaf 1 januari 2018 was alleen nog het elektronisch voorschrift geldig. Belgische verzekerden kregen een eID-kaart. Voor een overzicht van de elektronische voorschriften konden Belgen met behulp van hun eID, eID-lezer en pincode terecht op een webportaal. Op die manier zijn zorgverleners er altijd zeker van dat de gegevens up-to-date zijn, en kunnen ze het correcte tarief aanrekenen. Het doktersbriefje werd vervangen door het eAttest. De arts voerde alle gegevens in en zond het door naar de mutualiteit. Deze kon de terugbetaling aan de verzekerde versneld uitvoeren. Een verzekerde werd wel aangeraden om de terugbetaling op diens bankrekening te controleren. Verschillen tussen België en Nederland met het doktersbriefje? De Belgen hebben zo hun eigen stelsel. Of het beter of slechter is, daar laat ik me niet over uit. Ga een discussie aan als je iemand van onze zuiderburen kent.

Literatuur

Zoektermen voor internet

Karel Peter Companje, historisch feitje, doktersbriefke, België, doktersbriefje, gezondheidszorg, huisarts