Door Marlies Bär, die hieronder haar dissertatie samenvat waarop zij op 23 mei 2024 promoveerde.
Besproken proefschrift: Bär M, Living Longer, Caring Better: Equality and efficiency in health and care at old age Erasmus University Rotterdam, 2024
Onderzoeksonderwerpen van de dissertatie: ongelijkheid in sterfte en efficiëntie van verpleeghuizen
Vergrijzing brengt zowel overwegingen over ongelijkheid in sterfte als uitdagingen met betrekking tot de houdbaarheid van zorgverlening voor de groeiende oudste leeftijdsgroepen met zich mee. Eén van de centrale beleidsvragen is hoe toegang tot kwalitatief goede zorg voor het toenemende aantal ouderen gewaarborgd kan worden zonder het publieke budget of personeel uit te putten. Het verbeteren van de efficiëntie van zorg voor de oudere bevolking kan een mogelijke manier zijn om dit probleem aan te pakken. Dit proefschrift verkent deze gebieden door te kijken naar: i) inkomensgerelateerde ongelijkheid in sterfte op oudere leeftijd; en ii) efficiëntie in verpleeghuiszorg. OP verzoek van de redactie blijft hieronder de beschrijving en verantwoording van de onderzoeksmethoden achterwege. Die treft de lezer wel aan in de dissertatie zelf.
Ongelijkheid in sterfte naar inkomen neemt toe
Deel I van dit proefschrift biedt inzicht in de trends en mogelijke drijfveren van ongelijkheid in sterfte naar inkomen. Deze inzichten zijn essentieel zijn voor het bepalen van strategieën om deze ongelijkheden te verminderen.
Op jongere leeftijd waren sterfteverbeteringen – met name die voortkwamen uit vermijdbare of hart- en vaatziekten gerelateerde doodsoorzaken – voordeliger voor personen uit armere regio’s, waardoor de ongelijkheid in sterfte verminderden, althans op regionaal niveau. Daarentegen nam onder de 65-plussers de ongelijkheid in sterfte naar inkomen toe. Onder vrouwen van 80 jaar en ouder was de daling in sterfte binnen het rijkste deciel zelfs 1,5 keer zo groot als de daling in het armste deciel. Of deze toenemende ongelijkheden op oudere leeftijd kunnen worden toegeschreven aan vermijdbare doodsoorzaken is niet eenduidig, maar toenemende sterfte door vermijdbare oorzaken bij vrouwen lijkt in ieder geval deels de groeiende ongelijkheden te verklaren. Deze bevindingen benadrukken het belang van het overwegen van oudere leeftijdsgroepen en de potentiële rol van preventief gezondheidsgedrag bij het verklaren van ongelijkheid in sterfte naar inkomen.
Mensen uit lagere inkomensgroepen stierven vaker aan COVID-19 dan rijke mensen, maar….
In hoofdstuk 3 ligt de focus vervolgens verder op de oudere bevolking en wordt de recente COVID-19 pandemie als casus gebruikt om ongelijkheid in sterfte naar inkomen te onderzoeken. Deze pandemie vormt een grote onverwachte schok in sterfte op oudere leeftijd, waarbij de algehele sterfte onder de 65-plussers in 2020 gemiddeld 4 procent hoger lag dan verwacht op basis van historische trends. Hoewel de pandemie de gehele (oudere) bevolking heeft getroffen, waren COVID-19 gerelateerde sterfgevallen meer geconcentreerd onder armere groepen. Toch werd het effect van de pandemie op de algehele ongelijkheid in sterfte verzacht door een afname van sterfgevallen door andere doodsoorzaken, die voornamelijk plaatsvond onder armere groepen. Dit suggereert dat de ongelijke verdeling van COVID-19 gerelateerde sterfgevallen voornamelijk een weerspiegeling is van bestaande sociaaleconomische gezondheidsverschillen, en dat COVID-19 gerelateerde sterfgevallen waarschijnlijk sterfgevallen hebben verdrongen die zonder pandemie door andere oorzaken zouden zijn veroorzaakt.
Grote variatie in sterfte van verpleeghuisbewoners: er is ruimte voor verbetering
Het tweede deel van dit proefschrift biedt nieuwe inzichten over de efficiëntie van de verstrekking en toewijzing van verpleeghuiszorg door verschillen in uitkomsten tussen verpleeghuizen te onderzoeken en de gevolgen van wachttijden te bestuderen. De bevindingen in hoofdstukken 4 en 5 tonen aanzienlijke verschillen aan in gezondheidsuitkomsten tussen Nederlandse verpleeghuizen. Zelfs na correctie voor verschillen in de case-mix van bewoners, is de kans op sterfte in de top 5 procent verpleeghuizen 7 procentpunten lager dan die in de onderste 5 procent (hoofdstuk 4). Het verschil tussen de top en onderste 5 procent voor vermijdbare ziekenhuisopnames is gelijk aan 14 procentpunten (hoofdstuk 4) en voor oversterfte tijdens de COVID-19 pandemie gelijk aan 10 procentpunten (hoofdstuk 5). Met behulp van exogene variatie in de nabijheid van verpleeghuizen met verschillende uitkomsten, laat hoofdstuk 4 zien dat de variatie in gezondheidsuitkomsten tussen verpleeghuizen niet wordt veroorzaakt door selectiebias. De aanzienlijke variatie in (over)sterfte en vermijdbare ziekenhuisopnames weerspiegelt dus een grote variabiliteit in de prestaties van verpleeghuizen bij het voorkomen van ongunstige gezondheidsresultaten. Dit suggereert dat er ruimte is voor verbetering van deze uitkomsten, met name onder de slechtst presterende aanbieders.
Maak kwaliteitsinformatie op basis van uitkomsten openbaar
Hoofdstukken 4 en 5 onthullen zwakke relaties tussen (over)sterfte en vermijdbare ziekenhuisopnames en verschillende kenmerken van verpleeghuizen, waaronder personeelsindicatoren, zorgprocessen en door gebruikers gerapporteerde online beoordelingen. De relaties suggereren dat informatie over bewonersuitkomsten een nuttige aanvulling kan zijn op de openbaar beschikbare informatie over de kenmerken van verpleeghuizen. Het toevoegen van informatie over uitkomsten aan kwaliteitskaders biedt aanvullende inzichten voor toekomstige bewoners of andere gebruikers van kwaliteitsinformatie die een verpleeghuis met goede uitkomsten willen selecteren.
Uitstellen van verpleeghuisopname verhoogt gebruik van ziekenhuiszorg
De bevindingen in hoofdstuk 6 laten zien dat inefficiënties in de toewijzing van verpleeghuisbedden kunnen leiden tot negatieve gevolgen die overlopen naar de ziekenhuissector. Deze gevolgen kunnen optreden wanneer mensen hun opname in een verpleeghuis uitstellen vanwege lange wachttijden. Het effect wordt voornamelijk veroorzaakt door personen die dementiezorg nodig hebben. Daarnaast kan meer dan 30 procent worden toegeschreven aan ziekenhuisopnames na een val en verdwijnt het negatieve effect van de vertraging zodra iemand wordt opgenomen in een verpleeghuis. Deze bevindingen suggereren dat tijdige toegang tot een beschermende omgeving, zoals een verpleeghuis, positieve resultaten teweegbrengt die doorstromen naar de bredere gezondheidszorgsector. Dit impliceert dat beleidsmaatregelen die de toegang tot verpleeghuizen beperken, gevolgen hebben voor het bredere gezondheidszorgsysteem.
Over de auteur
Marlies Bär (1995) promoveerde in 2024 op het gebied van gezondheidseconomie in de verpleeghuiszorg. Momenteel is Marlies werkzaam als universitair docent bij Erasmus School of Health Policy & Management. Ze is bereikbaar via bar@eshpm.eur.nl.ngeLand Ziekenhuis (HR-management en veranderopdrachten). Zij schrijft sinds 2021 voor de Nieuwsbrief Zorg & Innovatie.
Zoektermen voor internet
Marlies Bär, Ouderenzorg, verpleeghuis, sociaal-economische gezondheidsverschillen, COVID-19, ongelijkheid in sterfte, verpleeghuizen, efficiëntie, inkomensverschillen, vergrijzing