Door Sima Bakaja, verpleegkundig specialist te Amsterdam.
Onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders is de prevalentie van diabetes mellitus (DM) drie tot zes keer hoger dan onder autochtonen. Naast deze hoge prevalentie bleek deze patiëntengroep in huisartsenpraktijk Sanitas te Amsterdam er mede door gebrek aan kennis ongezond te leven. Het was onduidelijk hoe deze groep aankijkt tegen het belang van een gezonde leefstijl en leefstijlbegeleiding en hoe zij aan te sporen zijn hier vaker aan mee te doen. Daarnaar deed Sima Bakaja onderzoek. Een samenvatting van de antwoorden op dezer vraagstelling volgt hieronder.
Inleiding
Ruim één miljoen Nederlanders hebben diabetes mellitus (DM). Dat is 5,9% van de bevolking. Wekelijks komen er 1000 bij (incidentie) (King, 1998). Naar schatting zal de landelijke prevalentie in 2030 ruim 1,2 miljoen zijn (Diabetesfonds, 2023). Bij sommige bevolkingsgroepen komt diabetes naar verhouding vaker voor dan bij autochtone Nederlanders (Weijers 1998) (Dijkshoorn 2003) (Kriegsman, 2003) (Middelkoop, 1999). Bij Nederlanders van Hindoestaans-Surinaamse afkomst komt diabetes het vaakst voor. Van de Hindoestaans-Surinaamse mensen boven de 60 jaar heeft zelfs 37% diabetes. Bij Turkse en Marokkaanse Nederlanders is de prevalentie ongeveer drie tot zes keer hoger dan onder de autochtone bevolking (VZinfo). Uit diverse internationale studies bij diabetespatiënten met zowel een westerse als niet-westerse achtergrond blijkt een verband te bestaan tussen DMII en sociaaleconomische status (SES) (NHG-standaard).
Internationale literatuur beschrijft dat groepsprogramma’s een positief effect hebben op de gezondheid (gewicht, bloeddruk en HbA1c-waardes) van diabetespatiënten met een niet-westerse achtergrond (Carter, 2011) (Agurs-Collins, 1997) (Brown, 2002) (Lanting, 2008) (Ujcic-Voortman, 2009).Uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijken acht Nederlandse groepsprogramma’s gunstige effecten te hebben op de gezondheid van personen met een hoger risico op DMI en DMII (RIVM, 2010) (RIVM, 2011). De etnische minderheden in dit onderzoek waren Turken, Marokkanen, Hindoestaans-Surinamers en Antillianen.
Groepsprogramma’s hebben geen standaard vormgeving en verschillen in duur (enkele weken tot een jaar, afhankelijk van de gestelde doelen). Kosten hiervan worden vergoed vanuit een basisverzekering, maar kunnen ten laste komen aan het eigen risico (RIVM, 2010).
Huisartsenpraktijk Sanitas te Amsterdam heeft 2500 patiënten, waarvan 250 met DM. Dat is 10% van de praktijkpopulatie. Dit ligt hoger dan het landelijk gemiddelde van 5,9% (King, 1998). 234 patiënten hebben de diagnose DMII en 16 DMI. Op één na zijn zij allen Turks of Marokkaans. DMII-patiënten hebben een BMI>25.
Doel onderzoek
Dit onderzoek moet duidelijk maken hoe DMII-patiënten van Turkse en Marokkaanse komaf van een Amsterdamse huisartsenpraktijk begeleid kunnen worden om uiteindelijk hun zelfmanagement te vergroten en helpt de verpleegkundig specialist een keuze te maken welk groepsprogramma het beste bij deze doelgroep past.
Onderzoeksvraag
Hoe kijken DMII-patiënten van Turkse en Marokkaanse komaf van een Amsterdamse huisartsenpraktijk aan tegen hun eigen leefstijl en leefstijlbegeleiding en welke verwachtingen en behoeften hebben zij ten aanzien van leefstijlbegeleiding?
Onderzoekspopulatie en steekproef
De onderzoekspopulatie bestond uit volwassen DMII-patiënten van Turkse en Marokkaanse afkomst van huisartsenpraktijk Sanitas te Amsterdam. DMI-patiënten zijn geëxcludeerd omdat andere risicofactoren een rol spelen. Uit de populatie is een doelgerichte steekproef getrokken waarbij etnische afkomst het belangrijkste selectiecriterium was. Er is gestreefd naar een zo gevarieerd mogelijke steekproef om diversiteit in opvattingen, verwachtingen en behoeften in kaart te brengen. Er zijn in totaal zes Marokkaanse en zes Turkse respondenten geselecteerd met een gelijke verdeling qua geslacht. Verder varieerden de respondenten qua leeftijd (eerste en tweede generatie) en opleiding (hoog- en laagopgeleiden). Om een gelijke verdeling te realiseren heb je maar liefst 32 patiënten nodig (Baarda, 2021).Gezien de beperkte periode van tien weken dataverzameling, waarvan 1,5 dag per week beschikbaar voor het onderzoek, was het echter niet haalbaar een groter aantal te includeren.
Een verpleegkundige (tevens de auteur) van Marokkaanse afkomst en een doktersassistente van Turkse afkomst benaderden de patiënten die voldeden aan de selectiecriteria telefonisch met de vraag of zij interesse hadden voor deelname aan dit onderzoek. De interviews hebben naar voorkeur van de patiënt plaatsgevonden in de huisartsenpraktijk of thuis bij de respondent om de drempel voor deelname zo laag mogelijk te houden. Beiden hanteerden dezelfde topiclijst (zie tabel 1)
Tabel 1: Topiclijst
Onderwerpen interview | Verduidelijking/deeltopics | |
1 | Belang van een gezonde leefstijl in relatie tot diabetes | Niet-roken, regelmatig bewegen, gezonde voeding, gezond gewicht |
2 | Huidige leefstijl | Bewegen, te veel/weinig, eten, te veel/zoet/zout/uit 1 bord eten. Doet u zelf de boodschappen? Waar? Lopend, fietsend of met de auto? Wie bepaalt wat er gegeten wordt? Heeft u een beeld van andere gerechten? |
3 | Medicatie-inname | Altijd? Waarom niet altijd? |
4 | Leefstijlbegeleiding | Van wie krijgt/kreeg u leefstijlbegeleiding? Loopt u bij de diëtist? Weleens gelopen bij de diëtist? Waar loopt/liep u tegen aan? Weleens meegedaan met een groepsprogramma, bijvoorbeeld “bewegen” en waren deze ervaringen positief/negatief? |
5 | De wensen ten aanzien van leefstijlbegeleiding | Verwachtingen |
6 | Bevorderende en belemmerende factoren voor deelname aan leefstijlbegeleiding | Redenen om wel/niet mee te doen aan individuele leefstijlbegeleiding of aan groepsprogramma’s |
Beschrijving steekproef
Van de 12 geïnterviewden waren zes van Marokkaanse afkomst en zes van Turkse afkomst. In tabel 2 zijn de demografische gegevens van de steekproef weergegeven.
Tabel 2: Demografische gegevens steekproef
Variabelen | ||
Geslacht | Man | 6 |
Vrouw | 6 | |
Afkomst | Turks | 6 |
Marokkaans | 6 | |
Leeftijd | 30-50 jaar | 2 |
50 jaar of ouder | 10 | |
Opleiding | Laag* | 10 |
Hoog** | 2 | |
Financiële middelen | Voldoende | 1 |
Beperkt | 11 | |
Alleenwonend | Ja | 6 |
Nee | 6 | |
Diagnose DMII | 0-5 jaar | 5 |
Langer dan 5 jaar | 7 | |
Comorbiditeit | Geen of 1 | 6 |
2 of meer*** | 6 |
Belang van een gezonde leefstijl in relatie tot diabetes
“Eén stuk komkommer en fruit is voldoende aan groente en fruit per dag”.
Elf van de twaalf respondenten zijn van mening dat een persoon met diabetes dagelijks moet bewegen, gezond moet eten en veel water moet drinken zodat de suiker daalt. Ook zou zo’n persoon volgens hen veel vis, bruinbrood, salades, fruit en groente moeten eten. Zij onderkennen het belang hiervan, maar kunnen niet uitleggen wat de precieze effecten ervan zijn op diabetes. Verder zijn zij van mening dat DMII een chronische ziekte is waarvoor dagelijks medicatie ingenomen moet worden en dat roken slecht is. Drie van de twaalf respondenten noemden gevolgen van diabetes, namelijk het risico op het verliezen van een oog of voet en de kans op hart- en vaatziektes.
Medicatie-inname
“Vaak vergeet ik het, expres, doordat je ook niet direct de gevolgen merkt”.
Van de twaalf respondenten gaven drie aan dat zij hun tabletten altijd innemen. Eén neemt nooit zijn tabletten, acht niet altijd. Van de acht die hun tabletten niet altijd innemen zeggen vijf dit weleens te vergeten en drie slaan dit bewust weleens over. De redenen die zij noemen zijn schaamte voor omgeving, gebrek aan discipline en moeite met tabletinname, vanwege de grootte hiervan.
Huidige leefstijl
“Ik moet veel eten, want ik moet met de trap naar boven en beneden”.
Zeven van de twaalf respondenten letten niet op hun leefstijl. Zij geven bijvoorbeeld aan geen discipline te hebben, grote porties te eten (uit een groot bord), vier stuks fruit, één stokbrood per dag en goedkope voeding te kopen omdat zij het financieel niet breed hebben.
Leefstijlbegeleiding
“Leefstijlbegeleiding? Daar luister ik niet naar. Ik probeer zo gezond mogelijk te koken, daarom vind ik dat ik niet naar de huisarts hoef te gaan”.
Van de twaalf respondenten gaven negen aan leefstijlbegeleiding van de huisarts of praktijkondersteuner te krijgen. Volgens de respondenten worden tijdens de consulten de glucosegehaltes en HbA1c besproken.
Van de twaalf respondenten gaven tien aan geen ervaring met een groepsprogramma te hebben. Als reden gaven zij aan daar nog nooit van gehoord te hebben. Eén gaf aan wel doorverwezen te zijn maar niet te zijn gegaan vanwege taalbarrière. De twee respondenten die wel ervaring met een groepsprogramma hadden, gaven aan dat zij goed begeleid zijn en geleerd hebben om met de ziekte om te gaan en door de juiste leefstijl hypo’s en hypers te voorkomen.
De wensen ten aanzien van leefstijlbegeleiding
“Soms zeuren de huisarts en praktijkondersteuner, want er wordt altijd gezegd dit mag je niet eten, dat mag je niet eten”.
Vier van de twaalf respondenten vonden dat de huisarts of praktijkondersteuner zich moet verdiepen in de Marokkaanse en Turkse keuken. Zij vinden dat te veel gerechten uit hun cultuur worden afgeraden. Twee respondenten vonden dat “alles goed gaat”.
Belemmerende en bevorderende factoren deelname leefstijlbegeleiding
Meer dan de helft van de respondenten gaf aan wel mee te willen doen aan een groepsprogramma. Drie van hen vonden dat het vanwege kosten van het openbaar vervoer en vanwege gewrichtsklachten op korte loopafstand moet zijn, bijvoorbeeld tien minuten. Ook wensen zij zo min mogelijk extra spullen te hoeven aanschaffen, zoals sportapparatuur.
De grootste belemmerende factor voor deelname aan groepsprogramma’s is geld. Elf respondenten gaven aan het zich niet te kunnen permitteren.
De beleving van diabetes is anders
Uit de interviews blijkt dat de respondenten het belang van een gezonde leefstijl wel kennen, maar de precieze effecten op diabetes niet. Een mogelijke verklaring is dat de taalbarrière ervoor zorgt dat zij de adviezen niet begrijpen. Ook is hun beleving van de ziekte anders te zijn. Zij ervaren diabetes en comorbiditeit als belemmerend om te bewegen. Ook weet slechts een enkeling wat de gevolgen van diabetes zijn op de gezondheid.
Ten aanzien van leefstijlbegeleiding vinden de respondenten dat de begeleiders zich moeten verdiepen in de Turkse en Marokkaanse keuken.
Hoewel de stap om naar een diëtist te gaan zelden wordt genomen gaf een deel van de respondenten aan het prettig te vinden als zij gericht voedingsadvies zouden krijgen.
Geen van de respondenten heeft aangegeven dat zij begeleid zouden willen worden op het gebied van bewegen, terwijl duidelijk is dat zij dit veel te weinig doen. Zij voelen de behoefte niet en zijn bang voor verergering van gewrichtsklachten.
Praktische implicaties
Voor deze doelgroepen zouden de huisarts en praktijkondersteuner tijdens diabetesconsulten meer uitleg moeten geven over oorzaken en gevolgen over diabetes. Dit vergroot het ziektebesef bij de patiënten en voorkomt misverstanden over bijvoorbeeld de nadelige effecten van beweging. Daarnaast zou het belang van een gezonde leefstijl, de bijbehorende medicatie en de toegevoegde waarde van een diëtist benadrukt moeten worden, voornamelijk bij patiënten die niet graag adviezen aannemen.
Conclusie en aanbeveling
De meerderheid van de twaalf DMII-patiënten van Turkse en Marokkaanse komaf staat positief tegenover leefstijlbegeleiding en groepsprogramma’s. Zij kennen het belang van een gezonde leefstijl wel, maar de precieze effecten hiervan op diabetes niet. Zij lijken zich niet te realiseren dat hun huidige leefstijl niet goed is voor hun gezondheid. Wat betreft leefstijlbegeleiding zouden zij meer willen weten over de oorzaken en gevolgen van hypo’s en hypers en de invloed van hun leefstijl hierop. Daarnaast hebben zij de behoefte steun en begeleiding te krijgen om gezond te eten en af te vallen. Het merendeel heeft ervaring met leefstijlbegeleiding. De wens bij leefstijlbegeleiding is dat er meer rekening wordt gehouden met cultuur. Bevorderende factoren voor deelname aan een groepsprogramma zijn een korte afstand van huis naar de huisartsenpraktijk en geen verplichte aanschaf van middelen. Belemmerende factoren van deelname aan groepsprogramma’s zijn taalbarrière, kosten en duur.
Over de auteur
Ouassima (Sima) Bakaja werkt als Verpleegkundig Specialist op de Geriatrische neurorevalidatie van Cordaan in Amsterdam. Daarnaast volgt zij in Utrecht een Postmaster verandermanagement in de zorg. Na haar opleiding HBO-Verpleegkunde deed zij een bachelor Psychologie aan de Open Universiteit in Amsterdam. Daarna deed zij de Master Advanced Nursing Practice in Amsterdam waarbij zij haar onderzoek deed naar Diabetes Mellitus type II in de Huisartsenpraktijk in Amsterdam-West. Haar onderzoek presenteerde zij aan de Palmetto Health University in Columbia, South Caroline (USA).
Zoektermen op internet:
Ouassima Bakaja, leefstijlbegeleiding, Turkse Nederlanders, Marokkaanse Nederlanders, diabetes mellitus, patiëntaspecten, beleidsontwikkeling, eerste lijn, prevalentie, onderzoek, groepsprogramma’s
Wat goed dat je dit onderzocht hebt Sima! We komen dit in de praktijk zoveel tegen. Heel herkenbaar.
Het maakt het nog duidelijker als je ook zo de cijfers erbij ziet.
De zorg meer richten op de patienten populatie. En naar de behoefte en de wensen van de patient luisteren. İk ben Poh-s
Goed onderzoek! Elke doelgroep heeft inderdaad zijn eigen gewoontes (beleving, beweging, eetgewoontes, etc.) dus het is goed om de behandeling daarop aan te passen. Als behandelaar zul je je client veel beter bereiken als je je daarin weet te verdiepen.
Heel mooi en waardevol onderzoek. Luisteren naar wat belangrijk is voor je patiënt en de zorg en informatie aanpassen is essentieel in goede zorg kunnen verlenen!