Door Karel-Peter Companje, medisch historicus.
Hoe ingrijpend de coronapandemie ook was: het coronavirus zelf was bekend. Dat was anders voor sommige epidemieën in het verleden waarvan de symptomen duidelijk waren, maar waarvan het nog steeds onduidelijk is wat het veroorzakend pathogeen was. Een voorbeeld is de Engelse zweetziekte, ook bekend als sudor anglicus, morbus anglicus of anglica pestis sudatoria; sudor is Latijns voor overmatig zweten.
De zweetziekte
In de zomer van 1485 werd Engeland getroffen door een snelle dodelijke infectieziekte, die tot dat moment nog niet was voorgekomen: door tijdgenoten de Engelse zweetziekte of eendaagse koorts genoemd. De symptomen waren volkomen anders dan van de bekende pest. De beginsymptomen waren plotseling opkomende hoge koorts, hoofdpijn, maagkramp en zwaar transpireren. Door de hevige dorst dronk men veel en moest men veel urineren. De lijder verzwakte lichamelijk en geestelijk zeer snel, ging zeer moeilijk spreken en een fluitende ademhaling was het teken van het einde. Men overleed binnen 24 uur na het optreden of genas ervan. Kinderen en bejaarden leken voor de ziekte gespaard te blijven, maar de betere middenklasse en adel werd zwaar getroffen.
Over de eerste uitbraak wordt gegist. Deze kan in juni 1485 geweest zijn in de stad York. De tweede mogelijkheid was in augustus 1485, na de slag bij Bosworth die het einde betekende van de Engelse binnenlandse oorlog tussen de adel huizen Lancaster en York (1455-1485), ook bekend als de Rozenoorlogen. Deze strijd werd gewonnen door Hendrik VII Tudor (14571509), die een tijd in het Franse Normandië was geweest.
Tijdgenoten als de Rouense arts Thomas Forestier (±1455-1500) schreven dat een unspecified sickness in Normandië rondwaarde en dat deze ziekte in het gevolg van Hendrik Tudor naar Engeland was meegeslopen. De Engelse zweetziekte had een incubatietijd van drie weken en dook in september 1485 op in Londen. Forestier, die uit Frankrijk met Hendrik Tudor was meegekomen, schreef in dit jaar zijn Tractus contra pestilentiam thenasmomen et dissenterium of Tractaat tegen de pest van luchtwegen en dysenterie. Hij schatte het aantal Londense doden op 15.000, een derde van de stedelijke bevolking.
Forestier beschreef hoe de Londense artsen tot praktische adviezen over genezing overgingen: At length, after the great deathe of a many thousand menne they [de artsen] learned a present remedye for the same dysease, that is, yf he were sicke of the sweat in the daye, that he should streyle lye down with his clothes and vestures; if in the nyghte that he would not ryse for the space of xxiiii houres, and eate not mete at all, yf he could forbare and drink as little as he myghtte. Forestier was ook tegen aderlaten.
Engeland kreeg nog met vier epidemieën te maken in 1508, 1517, 1528 en 1551. Daarna verdween de ziekte. Uit kerkelijke registers van 1551 bleek dat de sterfte vooral in juni en augustus toenam. Dit werd door ooggetuigenverslagen bevestigd: de zweetziekte begon in in de zomer en verdween in de winter. Het aantal dodelijke slachtoffers was hoog, maar precieze aantallen zijn onbekend.
De verspreiding van de zweetziekte in Europa
De Engelse zweetziekte sloeg in september 1529 als korte, maar felle epidemie over naar het Europese vasteland en trof steden als Brugge, Hamburg, Keulen, Antwerpen, Brussel, Amsterdam en ‘s Hertogenbosch. Het bleef bij een eenmalige epidemie die ook hier dodelijke slachtoffers eiste.
De Bruggenaar Jacob de Meyere schreef in zijn Res Flandriae, dat in 1531 in Brugge werd gedrukt, over de zweetziekte: wie door de ziekte was aangetast, werd uitwendig geplaagd door een ijzige koude terwijl hij inwendig, naar het heette, door zo’n gloeiende koorts werd opgeteerd dat het in 24 uur met hem afgelopen was.
In Brugge en Gent overleden volgens De Meyere 600 mensen. Nadat de remedie was gevonden overleed er niemand meer. Hij beschreef de volgende behandeling: bij het eerste ziekteverschijnsel, moest men de patiënt beschutten tegen elke, ook de minste, koude, hem beletten in te slapen en hem onmiddellijk in bed warm indekken om hem aldus terdege tot zweten te brengen. Door dit zweten werd, naar men verzekerde, de fatale koortshitte gebroken.
Paniek over een epidemie
De angst voor de Engelse zweetziekte wekte in het najaar van 1529 felle paniekerige en religieuze reacties op. In Brugge werden notarissen overstelpt door mensen die testamenten ondertekenden, rekeningen opmaakten, vetes bijlegden en schulden kwijtscholden. Volgens De Meyere ging men in tranen naar de kerken, liep men processies en richtte kapellen in. In boetprocessies gingen kleine kinderen met kaarsen voorop. Niets werd verzuimd om de toorn van God af te wenden en de verzoening des hemels te verkrijgen. Hendrik Tudor vereerde in zijn hofkapel een traan van Christus in een flesje en een beetje zweet van de aartsengel Michaël, dat deze vergoten zou hebben in zijn strijd tegen de duivel Lucifer.
In het Hollandse cisterciënzerklooster Leeuwenhorst bij Noordwijkerhout riep men ook de aartsengel Michaël aan, maar zorgden de nonnen tegelijk voor praktische verpleging voor de slachtoffers uit het convent. Dit bleek uit de kloosterrekening van het jaar 1529/1530: Adriana Stoffels [uit Gorcum] gegeven en betaelt van dat sy den ziecken inden zweetsieckte verbedde ende by stont [by stont = bijstand] seven dalve gulden [zeven en een halve gulden]; eenen boede om haer van Goirchem haer hier te haelen sestien stuvers. Adriana gebruikte naast bier, dat in het klooster zelf gebrouwen werd, ook warme wijn tegen de zweetziekte. Op haar verzoek werd tweehonderd liter aangeschaft. Aan de wijn werd spirituele kracht toegeschreven voor de onlesbare dorst. Waarom de Leeuwenhorster nonnen juist Adriana’s hulp inriepen, is helaas onbekend.
Duiding van verleden en heden
Nu van deze bijzondere zestiende-eeuwse korte, felle pandemie naar de duiding van heden. Het was mogelijk een bijzondere griep, zoals de Spaanse griep uit de twintigste eeuw. Ook wordt de Engelse zweetziekte benoemd als een infectie, veroorzaakt door een hantavirus. Er zijn verschillende van deze virussen en deze kunnen worden overgebracht door woelmuizen en ratten. De beesten worden er zelf niet ziek van, maar ze kunnen soortgenoten en ook mensen besmetten via hun urine, ontlasting en speeksel. In 1993 was er een door een hantavirus veroorzaakt pulmonair syndroom bij Navajo-indianen in het zuidwesten van de VS.
De veroorzaker blijft in de vijftiende en zestiende eeuw echter onduidelijk. De Engelse zweetziekte was een bijzonder fenomeen, dat in Engeland en West-Europa in korte tijd veel slachtoffers eiste. Maar het is opmerkelijk dat de medische wetenschap van de eind vijftiende en begin zestiende eeuw een remedie wist te vinden. Zoals met de vaccinaties tegen covid.
Literatuur:
A. Viaene, ‘De zwetende ziekte te Brugge’, in: De Biekorf 12 (1960) 453-456.
J.B. Meyer van Putten, ‘Hantavirus mogelijk de verwekker van Engelse zweetziekte’, in: NTvG 11 (1997) 553-554.
G. de Moor, ‘Adriana Stoffelsdochter uit Gorcum, helpster tijdens het optreden van de zweetziekte in het klooster Leeuwenhorst bij Noordwijkerhout in het jaar 1529/30’, in: Oud-Gorcum 4 (1985) 2.
A. Dyer, ‘The English Sweating Sickness of 1551: an epidemic anatomised, in: Medical History 41 (1997) 362-384.
R.S. Gottfried, ‘Population, plague and the sweating sickness’, in: Journal of British Studies 1 (1977) 12-37.
A.F.A.M. Wetzer, ‘De zweetziekte of Engelse pest’, in: Bossche Encyclopedie 2003-2020, versie 11.02.
https://nl.qaz.wiki/wiki/Sweating_sickness, ingezien op 16 november 2020
https://www.rivm.nl/hantavirusinfectie, ingezien op 16 november 2020
https://lci.rivm.nl/richtlijnen/hantavirusinfectie, ingezien op 16 november 2020
Zoektermen voor internet
Karel Peter Companje, historisch feitje, Engelse zweetziekte, hantavirus, koorts, Thomas Forestier, Jacob de Meyere