Door Karel-Peter Companje, medisch historicus.

De medische stand bestond in de zeventiende eeuw uit de universitair afgestudeerde doctores medicinae en de volgens gilderegulering opgeleide chirurgijns. Daarnaast bestond een minder bekende groep medisch geschoolden, die soms de reputatie van kwakzalver hadden, maar vaak wel degelijk een medische beroepsopleiding hadden genoten. Zij werden ook wel vrije meesters genoemd. De meest bekende vrije meester, die ook internationale faam genoot, was de Oirschotse heelkundige Arnold Fey (1633-1679).  

Fey was katholiek in een tijd dat het protestantisme domineerde 

Het Brabantse Oirschot had in de zeventiende eeuw een medische hogeschool, waarvan de plaatselijke chirurg Silvester Linterman (±1595-1667) de grondlegger was. Een van zijn leerlingen was de plaatselijke chirurgijn-barbier Arnold Fey senior, die in 1648 overleed. Hij liet zijn vijftienjarige zoon na: Arnold Fey junior. Die laatste volgde zijn opleiding volledig aan de Oirschotse medische school. Hij was zeker niet universitair geschoold als doctor medicinae, ofwel: hij was een vrije meester. Fey was katholiek in een tijd dat het protestantisme in de Republiek politiek en maatschappelijk domineerde. 

Spijkers in de galblaas van de moeder-overste 

De eerste keer dat Arnold Fey van zich deed spreken was in 1658. Toen overleed de moeder-overste van het Carmelitessenklooster te Oirschot. Fey had haar tijdens haar ziekbed bijgestaan. In overleg met de nonnen werd besloten dat Maria niet direct begraven zou worden, maar opgebaard werd in het klooster. Want dan kon haar broer Petrus bij de begrafenis zijn. Volgens de mededeling van tijdgenoten zou het lichaam in deze tijd volkomen gaaf gebleven zijn en een lieflijke geur hebben verspreid. Ondanks dit wonder begon Maria’s lijk op te zwellen en werd Fey in het klooster ontboden. Hij opende de galblaas en vond daarin geen stenen, maar de koppen van drie spijkers: de spijkers van de kruisiging. Maria had twee jaar daarvoor een visioen gehad van de Christus, die haar ten huwelijk zou hebben gevraagd: Aensiet dese nagel [zou hij hebben gezegd] den welcken is een teecken dat gij van nu af aan mijne bruit sult wesen. Maria zou op 24 juni 1658 zijn begraven, waarbij haar graf een pelgrimsoord werd. Aan haar graf en door de oliën uit haar lichaam zouden er, mede door Fey, wonderen zijn verricht en zieken zijn genezen.  

Fey, een voorzichtige heelmeester 

Het mes, waarmee Fey sectie had verricht op de moeder-overste, leverde hem de nodige bekendheid. Er kwamen patiënten uit Aken, Wesel, Arnhem, Diest en Breda. Fey was geen querulant, maar een kundige en voorzichtige heelmeester. Hij verklaarde nooit dat de operaties die hij uitvoerde met het mes door enige Voorzienigheid gestuurd werden, maar weigerde soms operaties uit te voeren vermits het perickel van ‘t accident en waarschuwde zijn patiënten van tevoren.  

De drie dochtertjes van Johan de Witt kwamen langs 

Als arts was Fey van vele markten thuis. Hij werkte als orthopeed na zijn opleiding als korsetten vervaardiger. Zijn reputatie was zo groot dat raadpensionaris Johan de Witt (1625-1672) Feys zorg inriep voor zijn drie dochtertjes, waarbij de rughstranck wat slim was: zij groeiden scheef door scoliose. Fey maakte op maat voor elk meisje een stijff cuerslijff op maat gemaakt om de schouders op gelijke hoogte te krijgen.  

Hij opereerde ook borsttumoren, staar en hazenlippen 

Fey werd bekend om zijn chirurgische kundigheid van het verhelpen van hazenlippen, staar en borsttumoren. De operatie van een hazenlip vereiste accuratesse en vingervlugheid. Ze werd in de zeventiende eeuw weinig toegepast. Feys kwaliteit voor het verhelpen van staar, of de oogen te pellen, werd bezongen door kapitein Coenraad Droste in mei 1671:  

De vrouw van Barendrecht bekwam weer haer gezicht 

Van ‘t eene oogh; ‘t ander was soowel als dat gelicht, 

Mits sij niet een week stil in ‘t bed was gebleeven, 

Had d’afgestreeke schel voor de appel sig verheven. 

Het meest bekend werd Fey door zijn operaties van borsttumoren. Hij was bekend met het okselkliertoilet om de lymfeklieren bij een tumor te verwijderen. Ook hierover dichtte Droste: 

Elk spoede sig daerheen [naar Oirschot] die kwaelen kwam te lijden, 

Den kanker uyt een borst kan niemand beter snyden, 

De wennen [tumor] als een bult bondt hij van’t ligchaem af. 

Fey reisde naar Parijs om de vrouw van de Lodewijk XIII te opereren 

Feys bekendste patiënt was Anna van Oostenrijk (1601-1666), de koningin-weduwe van Lodewijk XIII van Frankrijk (1601-1643). Zij kreeg in oktober 1664 borstkanker, dat volgens haar lijfarts Guij Patin ongeneeslijk was. De Franse gezant in Den Haag had echter over Fey zeer goede berichten gehoord. Hij regelde via de Staten-Generaal op verzoek van Lodewijk XIV (1638-1715) dat Fey naar Parijs kwam. Hij opereerde Anna in januari 1665. Hoe de operatie verliep is helaas niet bekend, maar de koning was over zijn diensten zeer tevreden. Ondanks de zorgen van Fey overleed Anna op 20 januari 1666 aan haar ziekte. 

Verhuizing naar Duitsland 

Om onduidelijke redenen vertrok Fey in 1672 onverwacht uit Oirschot. Het was het Rampjaar, waarin Lodewijk XIV en zijn geallieerden de Republiek binnenvielen en via Brabant en het oostelijke provincies optrokken naar de Hollandse gewesten. De arts besloot om niet meer naar Oirschot terug te keren en reisde naar Kleef, waar hij door de keurvorst van Brandenburg tot Heer van Kranenburg werd gemaakt. Het stadje Kranenburg spon er garen bij: alwaer de toeloop van hen die bij Fey genezing vonden weldra even groot was als weleer te Oirschot. De Staten-Generaal weigerden hem toestemming te geven voor terugkeer naar Brabant of vestiging in Holland zolang hij katholiek bleef.  

Zijn grafsteen keerde terug naar Oirschot 

Fey stierf, ongehuwd, in Kranenburg op 19 april 1679 en werd aldaar in de Petrus- en Pauluskerk begraven. Zijn grafsteen werd na 1945 door de geallieerden overgebracht naar de katholieke kerk in Oirschot, waar hij een plaats kreeg in de kooromgang achter het hoogaltaar. Feys lichaam bleef in het katholieke Kranenburg. 

Literatuur: 

  • A.C.M. Kappelhof, ‘Arnoldus Fey geïnteresseerd in de Vughtse tiend’, in: Campina 7 (1977) 174-175; in 2017 gedigitaliseerd en herzien. 
  • J.G. Haneveld, Mr. Arnoldus Fey, chirurgijn tot Oirschot: Een hoofdstuk uit de 17-eeuwse nederlandse medische geschiedenis (Amsterdam 1977). 
  • J.C.A. van Sypestein, ‘De raadpensionaris Mr. Johan de Wit en een wonderdoctor’, in: Nederland 1873, 97-126. 
  • J. Lijten, ‘1. De medische school van Oirschot’, in: Campina 4 (1990) 156-173. 

Zoektermen voor internet

Karel Peter Companje, historisch feitje, Arnold Fey, Oirschot, vrije meester, kwakzalver, borsttumoren, staar, hazenlip